Toerusting
Johannes 21:19
„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u…”
Nadat Christus Petrus heeft vermaand de schapen te weiden, wapent Hij hem tegen de boosheid die hij zou moeten ondervinden.
Zodoende eist Hij niet slechts van hem trouwe ijver, maar ook onverwinnelijke moed in de gevaren en standvastigheid in het dragen van zijn kruis. Bovendien beveelt Hij hem bereid te zijn om, als het nodig is, de dood te ondergaan.
Al is de toestand van alle herders niet dezelfde, toch past deze vermaning enigszins voor allen. De Heere spaart velen en eist hun bloed niet, maar is met dit ene tevreden, dat zij in hun leven zich met goede trouw geheel aan Hem toewijden.
Omdat satan telkens nieuwe bestrijdingen in het werk stelt, moeten allen die het herdersambt aanvaarden, bereid zijn om te sterven. Want wij hebben waarlijk niet alleen met schapen te doen, maar ook met wolven.
Wat Petrus betreft: Christus heeft hem willen waarschuwen met het oog op zijn einde, opdat hij gedurig zou overdenken dat hij de leer, waarvan hij dienaar was, ten slotte met zijn eigen bloed zou moeten bezegelen.
Toch schijnt Christus in deze woorden niet slechts op hem het oog gehad te hebben. Hij zou Petrus naar anderen toe met de naam van martelaar gesierd willen hebben, alsof Hij gezegd had dat Petrus een geheel ander strijder zou zijn dan hij zich tot dusver betoond had.
Johannes Calvijn, predikant te Genève.
(”Het Evangelie van Johannes”, 1553)