Nostalgie en weemoed na vertrek PThU Utrecht
UTRECHT – Het vertrek van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) uit Utrecht markeert het omzetten van een historische wissel. „Weemoed over vertrek kerkelijke theologie na 400 jaar. Had 15 jaar geleden niemand voor mogelijk gehouden”, twittert dr. Theo Boer naar aanleiding van de afscheidsbijeenkomst vrijdag.
In de Janskerk is sprake van verdriet, maar vooral van nostalgie, die men te boven wil komen door „een vooruitziende terugblik.”
De grootste klap lijkt wel verwerkt. Het geroezemoes in de kerk is luchtiger dan op de receptie na een begrafenis. Maar pijnlijk blijft het. „Ik sta hier met een apart gevoel”, stelt dr. Anthoon Vos voorafgaande aan een stadswandeling langs de sporen die theologisch Utrecht heeft nagelaten, „maar we gaan er een gezellige wandeling van maken.” Als hij in het Academiegebouw vertelt dat een jeugdportret van C. W. Opzoomer dat daar lang heeft gehangen naar het museum is, mompelt iemand dat nu de faculteit naar het museum gaat.
Daar kan ingehouden om gelachen worden. Vos vertelt bovendien vele anekdotes die de sfeer verhogen. Tot 1969 werden de colleges van de theologische faculteit in het Academiegebouw gegeven. „Hier”, vertelt Vos, „betoverde Van Ruler studenten van alle richtingen met zijn colleges. Daar genoot hij van. Als het carillon begon, formuleerde hij zijn laatste zin. Lichamelijk was hij een wrak, maar als hij onder het carillonspel de zaal uitliep, zag hij eruit als een jonge vent.”
De tocht voert langs de plek waar vroeger de woning van Voetius stond. „Die hoogleraar is vanaf 1640 gepakt door de Nadere Reformatie”, verhaalt Vos. „In Utrecht heeft die beweging sterk aan de weg getimmerd. Jaarlijks voegden 500 nieuwe lidmaten zich bij de Gereformeerde Kerk. Van heinde en ver zochten mensen werk in Utrecht om de vernieuwing daar mee te maken. Zij wilden daarvoor ook kunnen lezen. Dat is niet door de verlichting gekomen, maar door de kerk, al zijn Pauw en Witteman dat vergeten.”
Terug in de Janskerk staan de tafels met memorabilia van de theologische disputen er nog: Excelsior, Voetius, Themelios en andere. Ze zijn van grote betekenis geweest voor de bloei van de theologiebeoefening in Utrecht. Prof. dr. Gerrit Immink blikt terug op de discussies, de hot items, het uitwerken van jaarthema’s, studiekringen en het bestuurswerk: „De universitaire studie was voorwaarde scheppend voor de theologische vorming, maar niet exclusief doorslaggevend. Ze bood het geraamte de disputen het vlees op de botten.”
Theatermaker Kees van der Zwaard levert zijn bijdrage aan het dagthema ”Bewegen naar de toekomst”. Voor hem is dat hetzelfde als ”Utrechtse heilsgymnastiek”. Hij ziet zichzelf nog aan de Uithof uit de bus stappen, blij als een kind dat hij in Utrecht theologie mocht studeren. „Daar komen immers al onze dominees vandaan.” Van der Zwaard rakelt het advies van zijn oude meester Huizinga op om zijn geest in Utrecht lenig te houden. Acuut moest hij een scheiding tussen wetenschap en heiligheid maken. Toch werden zijn docenten zijn leermeesters.
In zijn openingswoord herinnert dr. Henk van der Sar, voorzitter van het college van bestuur van de PThU, eraan dat als geen andere faculteit der godgeleerdheid de Utrechtse faculteit de voortgang van de Nederlandse Hervormde Kerk en later die van de Protestantse Kerk bepaald heeft. „Vanuit de kerkelijke opleiding. Jazeker, maar nadrukkelijk ook vanuit de faculteit. Dat we zo’n lange en belangwekkende geschiedenis achter ons laten, grijpt diep in. De reden is géén andere dan dat we ook in Utrecht op termijn onvoldoende de beoefening van de klassieke theologie optimaal gewaarborgd zagen.”
Dr. J. Muis, hoogleraar dogmatiek aan de PThU Utrecht, mag vooruitblikken en spreekt in dat kader over het eigene van de ”Utrechtse theologie”. Voor hem is dat de redelijke reflectie op de menselijke omgang met God, die zo veel mogelijk overeenstemt met wetenschap, cultuur en kerk. „Zo veel mogelijk. Volledige overeenstemming zou betekenen dat theologie in de wetenschap, de cultuur of de kerk opgaat. Dat zou haar einde betekenen.”
Want hoezeer de theologie ook deelneemt aan wetenschap, cultuur en kerk, in geen van deze past zij helemaal, aldus prof. Muis. „Zij is altijd ook nog iets anders doordat zij, wanneer zij reflecteert over menselijk leven met God, ook spreekt over God. Niet God als voorwerp van wetenschappelijk onderzoek, als filosofisch begrip, als menselijke cultuuruiting, maar God zonder aanhalingstekens. God zelf. Zulk spreken over God, als deel van de redelijke reflectie over menselijk leven met God, vind je niet in de wetenschap, niet in de cultuur en ook niet in de kerk. Dit is het eigene van de theologie en we zouden dit eigene in alle bescheidenheid haar grootheid kunnen noemen. In haar spreken en denken mikt zij op God. En God is groot. Utrechtse theologen leven bij deze grondgedachte van Anselmus.”
„Deze opvatting van theologie”, betoogt Muis, „wijst ons de richting naar de toekomst. Het blijft een ideaal om na te streven, ook in Amsterdam en in Groningen. Ook daar bidden wij het motto van de Utrechtse universiteit: Sol Justitiae illustra nos – Zon der Gerechtigheid, verlicht ons.”