Commentaar: Luisteren naar de Chinezen
De tijd dat er op het gebied van zending sprake was van eenrichtingsverkeer van het Westen naar het Oosten of het Zuiden ligt al ver achter ons. Vanaf de 17e eeuw gingen protestanten naar Afrika maar vooral naar Azië om daar de boodschap van het Evangelie te brengen.
Natuurlijk kan op die missiedrang wat afgedongen worden. De motieven waren niet altijd even geestelijk; er zat ook ordinaire expansiezucht van koloniale machten en winstbejag van ondernemers achter. Immers, als de inlandse bevolking was gekerstend, was ze daardoor ook meer aangepast aan de westerse cultuur en dus gemakkelijker in de hand te houden.
Ondanks die kanttekeningen kan worden vastgesteld dat het zaad van het Woord van God toen werd gestrooid. Dat zal ook vrucht dragen, zo leert de Bijbel. Bovendien is het niet terecht om alle zendingswerk in de tijd van het kolonialisme te brandmerken als missiewerk om geldelijk voordeel. Er zijn ook zeker zendelingen geweest die oprecht bewogen waren met het heil van de inlandse volken.
Het zendingswerk gaat door tot op de dag van vandaag. Niet in de eerste plaats omdat er werkers vanuit West-Europa trekken naar onbekende, verre plaatsen. Natuurlijk zijn ze er nog wel, maar het verlangen om het leven in dienst van de zending te besteden lijkt in onze landen af te nemen. Verschillende zendingsinstanties hebben te maken met (soms langdurige) vacatures. De eerste vraag aan christenen in het Westen is: hoe komt het dat dit verlangen wegebt?
Er is echter een tweede punt. Sinds een aantal jaren komen christenen uit Afrika en Azië naar Nederland en andere westerse landen om hier te evangeliseren. Zij hebben gehoord van de snelle secularisatie en de geestelijke nood in Europa. Daar voelen zij zich door geraakt en weten zich daar verantwoordelijk voor. Vandaar de omgekeerde trek; gingen vroeger zendelingen van ons naar hen, nu komen hun nazaten naar ons.
Derde punt is het voorbeeld dat christenen elders op de wereld geven als het gaat om het verlangen een licht in deze wereld te zijn. Deze week vertelde de Chinese predikant Chen Min Yen dat in China iedere christen een evangelist wil zijn. Niet zozeer door hun woorden maar vooral door hun daden geven zij getuigenis van de hoop die in hen is. Daarbij is het opvallend dat het christendom vooral groeit in de gebieden waar de macht en overvloed van het geld beperkt is.
Het is goed dat christenen in Nederland oog hebben voor de materiële en geestelijke nood in landen elders op de wereld. Maar het is een teken van grote geestelijke armoede wanneer geld en hulp gegeven worden door mensen die blind zijn voor hun eigen situatie.
Christenen in het Westen zijn verblind geraakt door het materialisme. Misschien is dat wel een groter gevaar dan het oprukkend atheïsme. Wie te maken krijgt met overtuigde en soms agressieve godloochenaars staat op scherp. Wie in de ban komt van geld en goed raakt bedwelmd en sukkelt in slaap. Dat is tot schade van de christenen zelf maar ook van hun omgeving. Misschien toch nog maar eens echt kijken en luisteren naar die arme Chinezen.