PKN regelt nascholing predikant
LUNTEREN – De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) heeft vrijdag in Lunteren unaniem ingestemd met een gewijzigde regeling voor de verplichte nascholing van predikanten en kerkelijk werkers.
De synode besloot in november dat de verplichte nascholing voor predikanten en kerkelijk werkers het studieverlof van predikanten definitief gaat vervangen. Vanwege de vele kritiek van synodeleden zegde het moderamen (synodebestuur) echter toe dat de precieze invulling nog zou worden aangepast.
De generale synode ging vrijdag akkoord met de aanpassing van het verplichte nascholingstraject voor predikanten en kerkelijk werkers in de Protestantse Kerk. Deze krijgen meer ruimte voor eigen invulling van de zogenoemde permanente educatie.
De nascholing voor predikanten wordt per september verdeeld in drie delen van ongeveer een maand. Eén deel moet worden ingevuld door studieactiviteiten uit een door de kerk aangestuurd aanbod. Het volgende deel mag ook elders ingevuld worden (bij een door de kerk erkende instantie). Deel drie (maximaal 170 uur) kunnen de predikanten geheel zelf invullen. Kerkelijk werkers hebben alleen recht op de eerste twee delen van de nascholing. Voor hen is het aantal studiepunten verminderd van 420 naar 350 uur. Door de wijzigingen hebben predikanten meer vrijheid dan in het oorspronkelijke voorstel.
Meerdere synodeleden spraken vrijdag hun zorg uit over de ‘versnippering’ van het cursusaanbod en over de financiële onderbouwing van de permanente educatie. Zij wezen onder meer op de prijsstelling van cursussen die de Protestantse Theologische Universiteit aanbiedt en de hoge reis- en verblijfkosten voor predikanten en kerkelijk werkers.
Ds. J. A. Berkheij (Woerden) mist een „financiële bijsluiter” bij de regeling voor permanente educatie. Hij vreest in de toekomst een „forse verzwaring van de lasten.”
Mw. ds. H. K. Olde Scheper-van der Weide (Oosternijkerk) vroeg de kosten van de permanente educatie onder controle te houden door deze onder te brengen bij de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk. Die zou verantwoordelijk moeten zijn voor de kosten, niet de gemeenten of de predikanten en kerkelijk werkers. Haar voorstel werd niet overgenomen.
Volgens dr. A. J. Plaisier is de vrees voor budgetoverschrijdingen en allerlei „lijken uit de kast” niet gegrond. „Studeren kost nu eenmaal geld”, stelde Henk Hogendoorn, hoofd toerustingscentrum van de dienstenorganisaties van de Protestantse Kerk. „Met 425 euro per jaar is het voor predikanten goed mogelijk aan de verplichtingen van permanente educatie te voldoen.”