Het laatste getuigenis van ds. John Harper op de Titanic
Samen met zijn 6-jarige dochtertje was de Engelse predikant John Harper (1872-1912) aan boord van de Titanic toen het schip een ijsberg raakte. Nana overleefde de ramp, haar vader niet. Vanaf een stuk wrakhout wees hij anderen op de Redder.
Het is 1916, vier jaar na de dramatische ondergang van de Titanic. In het Canadese Hamilton komen overlevenden van de scheepsramp bij elkaar. Tijdens de bijeenkomst gaat een jongeman, afkomstig uit Schotland, staan en zegt: „Ik ben een overlevende van de Titanic. Ik was een van de 1528 opvarenden die in het ijskoude water terechtkwamen. Ik kon me drijvend houden door op een stuk hout te klimmen. Een golf bracht een zwemmende man naar me toe die ook een stuk wrakhout vasthield. Toen hij vlak bij me was, riep hij: „Jongeman, ben jij gered?” Ik zei: „Nee, dat ben ik niet.” Daarop antwoordde hij: „Geloof in de Heere Jezus Christus en je zult behouden worden.”
Vervolgens deed hij zijn reddingsvest uit en gooide het naar me toe, terwijl hij riep: „Jij hebt dit harder nodig dan ik.” Een golf dreef hem weg en ik zag hem ook tegen anderen roepen. Vreemd genoeg was hij een paar minuten later weer in mijn buurt. Hij riep: „Ben je nu al gered?” „Nee”, riep ik terug, „ik kan niet zeggen dat ik dat ben.” En met een laatste krachtsinspanning riep hij opnieuw: „Geloof in de Heere Jezus Christus en je zult behouden worden.”
Het waren zijn laatste woorden voordat hij uitgeput en bevangen door de kou wegzonk in het donkere water van de Atlantische Oceaan. En daar gebeurde er een wonder van genade: met 2 mijl water onder me kwam ik tot geloof. Ik, George Henry Cavell, ben de laatste bekeerling van John Harper. En ik ben een van de zes mensen die uit het water gered werden door een reddingsboot die me naar de Carpathia bracht.” Ds. John Harper was nog maar 39 jaar oud op 14 april 1912, de dag waarop de Titanic ten onder ging.
Kruis en opstanding
Op 29 mei 1872 wordt in het gezin van George en Rachel Harper in Houston, Renfrewshire (Schotland) het vijfde kind geboren. Een zoontje. Hij krijgt de alledaagse naam John. Zijn vader is handwerker.
Het gezin van George en Rachel vormt een warm en christelijk thuis, waarin de ouders het geloof aan hun kinderen voorleven. Ze doen veel aan de godsdienstige opvoeding en al op jonge leeftijd zijn de kinderen goed thuis in de Bijbel. Vader voelt zich verwant met de puriteinen en is een groot bewonderaar van Spurgeon. Hij leest zijn preken vaak hardop voor en dan moet het hele gezin luisteren. En hoewel John later wellicht wat minder calvinistisch is dan zijn vader, mag hij toch met grote dankbaarheid terugzien op zijn ouders, die het zaad in zijn leven gezaaid hebben.
John is nog maar dertien jaar oud als hij mag getuigen dat de Heere Jezus Christus ook zijn persoonlijke Redder en Zaligmaker is. Nadat hij zijn schoolopleiding voltooid heeft, is hij werkzaam als tuinman, als arbeider in een tapijtfabriek en op een papiermolen.
In 1890, John Harper is dan 18, is er sprake van een sterke groei in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus. Zijn Meester bereidt hem als het ware voor op zijn latere dienstwerk. Het overweldigt hem dat zijn gedachten steeds cirkelen rond het doel van God met het kruis van Golgotha. Hoewel hij vanaf zijn jeugd al weet van kruis en opstanding, wordt zijn hart nu veel meer geraakt door de overtuiging dat het goede nieuws verkondigd moet worden aan een wereld verloren in schuld. Het is alsof zijn lippen zijn aangeraakt met een kool van het altaar, net zoals bij de profeet Jesaja. Het verlangen groeit om ook zelf de boodschap van verzoening uit te dragen.
Opwekking
John Harper heeft voor het proclameren van de goede boodschap alleen maar een straathoek nodig. Daar spreekt hij voorbijgangers toe. En steeds komt zijn boodschap hierop neer: „U moet verzoend worden met God.” Zijn optreden trekt de aandacht van verschillende baptistenleiders. Een van hen, dominee Carter van de Baptist Pioneer Mission in Londen, laat hem gemeentewerk doen. Daarna wordt hij in 1897 gevraagd om de eerste predikant te worden van de Paisley Road Baptist Church in Glasgow.
In de jaren erna is er in zijn gemeente sprake van een opwekking. Sommigen vragen zich af wat daarvan toch het geheim is. Als ze Harper thuis opzoeken, komen ze erachter: John Harper is een man van gebed. Hij heeft zo veel bewogenheid om verloren zondaren voor Christus te winnen, dat het vaak voorkomt dat hij de nacht van zaterdag op zondag in gebed doorbrengt.
Titanic
Op 28 april 1903 trouwt John Harper met Annie Leckie Bell. Bijna drie jaar later wordt hun dochter Annie Jessie geboren. Na zeven dagen sterft de jonge moeder, nog in het kraambed.
De Paisley Roadgemeente groeit hard en kiest jaren later voor een nieuwe locatie in Carnegie Street. Daar komt de huidige gemeente nog steeds samen. Op het gebouw prijkt nu de naam Harper Memorial Baptist Church.
In 1910 wordt Harper predikant van de Walworth Road Baptist Church in Londen. Hij is daar nog maar twee jaar aan verbonden als hij de reis met de Titanic gaat maken. Hij heeft de oversteek naar Amerika al eens eerder gemaakt op uitnodiging van de Great Moody Church in Chicago. Dat is hen toen heel goed bevallen en de kerk heeft hem gevraagd om in 1912 opnieuw voor drie maanden te komen als gastpredikant.
Hij boekt voor de nieuwe Titanic, die zijn eerste reis zal maken. Het wordt Harpers reis naar het Vaderhuis met de vele woningen.
Dit is het laatste deel van een serie artikelen over de Titanic.
„Je zult me op een dag terugzien”
Het is rond middernacht, 14 april 1912. Aan stuurboord scheurt een vlijmscherpe ijsberg zes van de zestien waterdichte compartimenten van de Titanic open en het ijskoude zeewater stroomt met duizenden liters tegelijk naar binnen.
Ds. John Harper, baptistenpredikant in Londen, is een van de passagiers. Als tweedeklasreiziger is hij twee dagen daarvoor ingescheept in Southampton. Hij hoopt op tijd in New York aan te komen en dan door te reizen naar Chicago, waar hij als gastpredikant een serie spreekbeurten zal vervullen. Met hem reist ook zijn dochtertje Anna Jessie van zes mee, die meestal Nina of Nana genoemd wordt.
Nadat er alarm is geslagen en duidelijk wordt dat er groot gevaar dreigt, brengt John zo snel mogelijk Nana naar het bovendek. Hij buigt zich voorover en kust nog eenmaal zijn kostbare kleine meid. Terwijl hij in haar ogen kijkt zegt hij: „Je zult me op een dag weer terugzien.” Dan draagt hij zijn dochtertje over aan een kapitein van het bovendek met de instructie om haar in een reddingsboot te plaatsen. Zelf gaat hij terug om anderen te helpen.
Slechts een paar minuten later is er een dof gerommel te horen. Velen denken aan een explosie, maar in werkelijkheid is het schip doormidden gebroken. Honderden passagiers springen van de dekken in het ijskoude water diep onder hen. John Harper is een van hen. Voor hem en voor meer dan 1500 anderen wordt de zee hun graf.
Nana behoort tot de ruim 700 overlevenden. Aan boord was ook nicht Jessie Leitch (31), die eveneens de ramp overleeft.
Twee borden
Kort na de ondergang van de Titanic wordt bij het hoofdkantoor van de White Star Line in Liverpool, de eigenaar van de oceaanstomer, aan iedere kant van de hoofdingang een groot bord geplaatst. Op het linker bord staat in grote letters: ”Bekend als gered”. Op het andere staat: ”Bekend als verloren”.
In ”The Titanic’s Last Hero”, een paperback over John Harper, voegt de auteur hieraan toe: „Toen de reis van de Titanic begon waren er drie passagiersklassen: eerste, tweede en derde klas. Maar toen de reis zo abrupt eindigde was dat aantal teruggebracht tot slechts twee: zij die gered waren in de reddingsboten en zij die verloren waren in het diepe water.”
Familieleden en vrienden van de passagiers staan na de scheepsramp buiten bij het hoofdkantoor te wachten. Als er een bericht over een passagier of bemanningslid binnenkomt, wordt die naam op een stuk karton geschreven. Een beambte van het kantoor loopt met dat stuk karton naar het toegangshek waar de twee grote borden staan. Op het moment dat hij bij de wachtende mensen aankomt en het stuk karton omhoog houdt, valt er een dodelijke stilte over de menigte. Angstig kijkt iedereen toe op welk van de twee borden de naam geplaatst zal worden: ”gered” of ”verloren”.
Ds. John Harper wist aan boord dat hij bij de verloren passagiers zou behoren en dat zijn dochtertje wees zou worden. Maar hij stierf in het vertrouwen dat zijn naam geschreven was op de lijst van de geredden voor de troon van God.
Uit de Chicago Tribune, 21 april 1912
Nana Harper, het zesjarige dochtertje van ds. John Harper, die onderweg was naar Chicago om daar in de Moody Church te preken, zal niet meer naar Chicago komen maar regelrecht teruggaan naar Engeland. Ze wordt vergezeld van mej. Jessie Leitch, die samen met haar gered is. Een predikant van de Moody Church in Chicago, ds. Wooley, is bij hen in het Manhattanhotel in New York. Hij schrijft dat Nana niet wist dat haar vader omgekomen was, totdat ze in New York aankwam met de Carpathia. (…)
Aan meneer Wooley heeft Jessie ook verteld over de nacht van de ramp. „Rond middernacht kwam meneer Harper naar onze hut en hij vertelde dat het schip een ijsberg geraakt had. Terwijl ik me aankleedde, ging hij andere mensen op de hoogte brengen. Toen hij terugkwam, vertelde hij dat er opdracht gegeven was om de reddingsvesten om te doen. Toen nam hij Nana in zijn armen en bracht haar naar het dek. Daar werd tegen de vrouwen gezegd dat ze naar het bovendek moesten gaan. Ik moest een verticale ijzeren ladder opklimmen. John kwam achter me aan met Nana. (…) Er was bijna geen gelegenheid om afscheid te nemen. Toch realiseerden we ons niet in welk gevaar we ons bevonden. Steeds weer werd ons verzekerd dat het schip niet kon zinken, dat een ander schip, de Olympic, met een paar minuten bij ons kon zijn en dat de vrouwen en kinderen het eerst in de reddingsboten moesten gaan en dat daarna de mannen zouden volgen. Er zouden genoeg boten voor alle mensen zijn. Onze reddingsboot was de elfde die neergelaten werd. (…) We waren ongeveer een mijl van de Titanic verwijderd toen het schip een halfuur later zonk.”
Biografie van John Harper
1872: Geboren in Houston, Renfrewshire (Schotland).
1885: Komt tot persoonlijke geloofsovergave.
1890: Geroepen tot verkondiging van het Evangelie; eerst straatpredikant.
1897: Eerste predikant van de Paisley Road Baptist Church in Glasgow.
1903: Huwelijk met Annie Leckie Bell.
1906: Dochter Annie Jessie (Nana) geboren op 1 januari. Zeven dagen later sterft de moeder.
1910: Predikant in Londen (Walworth Road Baptist Church).
1911: Enkele weken gastpredikant in de Great Moody Church in Chicago.
1912: Vertrekt op 12 april met dochter Nana en nicht Jessie uit Southampton met de Titanic naar New York. Opnieuw uitgenodigd door Moody Church in Chicago.
1912: Komt op 14 april om bij de ondergang van de Titanic. Nana en Jessie overleven de ramp.