Opinie

Zonder kerkgebouw wordt geloven moeilijk

Een kerkgebouw is een gestalte van het geloof. Zonder gestalte wordt geloven moeilijk, zo niet onmogelijk, betoogt dr. Arjan Plaisier.

16 April 2012 12:45Gewijzigd op 14 November 2020 20:31
Foto RD, Sjaak Verboom
Foto RD, Sjaak Verboom

Een kerkgebouw is een wezenlijk element van kerk-zijn. Een kerkgebouw is niet sacraal, maar in een kerkgebouw gebeurt het heilige. Zo plat hoeven we er dus niet over te praten. Waar gedoopt, getrouwd en gerouwd is, waar mensen tot geloof zijn gekomen, waar de ziel is opgeleefd, daar is het gebouw geheiligd.

En ook: het gebouw zelf drukt iets uit, heeft een ziel, is een verkondiging in stenen. Een opgericht teken in de ruimte. Dat heeft het ene gebouw meer dan het andere. Vooral historische kerkgebouwen hebben dat, een ziel. De adem van de eeuwen is er soms voelbaar. Maar ook kerken die meer veredelde hokken zijn, hebben een emotionele waarde.

Een kerkgebouw is een gestalte van het geloof. Het helpt ons te geloven. We zijn geen los zwevende geesten, we zijn geen mystieke, in onszelf ingekeerde gelovigen. We geloven met elkaar. En ook ergens. We geloven ook met onze ogen. En met onze overige zintuigen.

Een kerkgebouw is een zintuigelijk geheel. Het oog wil ook wat. En het oor. Als er niets meer te zien is, wordt geloven moeilijk. Als er niets meer te ruiken valt, ook, en dat zeg ik erbij omdat sommige kerkgebouwen ook een eigen geur hebben. Zonder gestalte wordt geloof moeilijk, zo niet onmogelijk.

Museumstuk

Als we onze kerk als een museum gaan bewaken en bang zijn voor medegebruik, maken we van onszelf museumstukken. Medegebruik van medegelovigen vraagt normaliter om een prijs, natuurlijk, het is een manier voor een gemeenschap om een gebouw rendabel te houden, maar men kan er in bepaalde gevallen ook van afzien. Als er toch een prijs wordt gevraagd, zullen er toch andere dan strikt commerciële tarieven gehanteerd moeten worden. Het gaat om broeders en zusters, en die mag je mijns inziens niet als een commerciële partij behandelen. Waarbij van de huurder mag worden verlangd verantwoorde huurder te zijn.

Medegebruik is ook een gelegenheid voor ontmoeting. Vaak gebeurt dat maar mondjesmaat of in het geheel niet. Dat is een gemiste kans. Een gemiste kans van twee kanten, want waar je een gebouw deelt, is dat ook een uitnodiging om je geloof te delen.

Dit alles breng ik niet naar voren alsof er niets gebeurt. Tegelijk blijft er ook hier nog een wereld te winnen en daar wil mijn verhaal dienstbaar aan zijn.

Soms moet een geloofsgemeenschap een kerk afstoten. Dit zal vaker gaan gebeuren. Het is een pijnlijk proces. De Protestantse Kerk is bezig kerkgebouwen te verliezen. Een kerk in de krimp krimpt ook in dit opzicht. Maar is daarmee de geloofsgemeenschap weg? Leveren we daarmee de Heer van de kerk in?

We zijn als kerk geen vereniging voor gebouwenbeheer. We beheren geen musea. De kerk is lichaam van Christus en dat is niet afhankelijk van hout en steen. Het vindt zijn gestalte in het kerkgebouw, maar kan deze gestalte ook weer verliezen. Daarmee is het lichaam niet weg. Het volk Gods trekt in een ander godshuis. En desnoods trekt het weer in een huis. Daar is het ook begonnen en we kunnen niet zeggen dat daar niets gebeurde.

Er is niet zo veel nodig om kerk te zijn. Een geloofsruimte ontstaat met weinig middelen, maar wel met geloof, wel met visie, wel met zich op waar het in de kerk om gaat. Sinds wanneer is het duur om God te dienen? Sinds wanneer hebben we een heel pakket nodig om gemeente van Christus te zijn?

Dat laat onverlet dat we graag willen wonen. En dat het moeten loslaten van een kerk dramatisch is en er diep inhakt. Daarom kan het een troost zijn wanneer een kerkgebouw dat moet worden af gestoten mag worden overgedragen aan een geloofsgemeenschap van broeders en zusters.

Onderhoud

Ik pleit ervoor om in voorkomende gevallen niet automatisch voor de hoogste bieder gaan, maar ook te bezien wie de bieder is. Ik geloof niet dat er zegen op rust wanneer bij een eventuele verkoop van een kerkgebouw er geen enkele bereidheid is enig verlies te nemen om daarmee een christelijke geloofsgemeenschap te dienen.

Het is zaak om wat dit betreft zowel zakelijk als geestelijk te denken en erachter te komen dat er tussen deze beide geen tegenstelling bestaat. Dat kan alleen vanuit het eerder genoemde besef dat in ons kerkelijk landschap de Geest Gods zelf vaardig is; dat God weliswaar Zijn ongekende gang gaat, maar dat wij wel onze ogen open te zetten hebben en mogen bidden dat God ons daarbij helpt.

Overigens is niet zo dat elk kerkgebouw dat door een protestantse gemeente wordt afgestoten, een zegen voor een andere kerk is. We doen elkaar geen lol met een molensteen die om de hals gebonden wordt. Een gebouw dat veel onderhoud kostte, kost dat nog steeds na verkoop. Sommige kerkgebouwen moeten we gewoon kwijt.

De auteur is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij zaterdag hield op de themadag ”Kerken voor kerken” in Den Haag.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer