Drie lessen uit lesbezoek
Op onze school worden de verschillende locaties en sectoren jaarlijks bezocht door een delegatie van de raad van roezicht en het college van bestuur. Tijdens een dergelijk formeel schoolbezoek wonen leden van deze organen lessen bij en voeren ze gesprekken met docenten, leerlingen, onderwijsondersteunend personeel en directie. En dat alles met het doel om als bestuur en toezichthoudend orgaan op de hoogte te blijven van wat er zich in de school afspeelt. En ook om door het plaatsen van kanttekeningen bij de gang van zaken tot verbeteringen van het onderwijs te komen.
Pascha
Vorige week was de sector vmbo basis/kader aan de beurt. Samen met een lid van de raad van toezicht mocht ik als lid van het college van bestuur een bezoek brengen aan het gebouw waarin het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs gehuisvest zijn.
Als eerste staat een drietal lesbezoeken op het programma. Tijdens de dagopening wordt gelezen uit Exodus 12, het hoofdstuk over de instelling van het Pascha. Nadat de leerlingen om de beurt een vers gelezen hebben, gaat de docent al terugvragend en tastend in op de toch niet zo eenvoudige stof. Wat betekent ongedesemd? Waar staat de zuurdesem voor? Wat heeft Pascha met Goede Vrijdag te maken? Wat betekent dit hoofdstuk voor ons? En dat met een lwoo-groep! Ik krijg diep respect voor de collega die op een eenvoudige wijze de kern van het gelezen Bijbelgedeelte weet door te geven aan haar leerlingen. Dat wordt de eerste les van vandaag: je hoeft geen intelligent publiek voor je te hebben om een diepe boodschap te kunnen doorgeven. En ook: een les kan al geslaagd zijn voordat het wiskundeboek opengaat.
Taalgebruik
Na de lessen staat een gesprek met zes leerlingen op het programma, altijd weer een hoogtepunt van de dag. Dit keer voel ik me er wat onzeker bij: weten deze leerlingen wat er leeft op school, kunnen ze een gesprek voeren zonder al te veel hun eigen belangen te bedoelen? Gewoontegetrouw vraag ik naar de zaken waarover ze tevreden zijn en naar wat zij zouden veranderen als zij de baas waren. Gaandeweg wordt duidelijk dat ik de doelgroep heb onderschat. Ze zijn terdege in staat om de vinger bij zere plekken te leggen, ze hebben een duidelijke mening over het onderwijs en over hun eigen gedrag.
Wat er echt anders moet? Ideeën genoeg: de uitstraling van de aula, het toezicht buiten de lessen, het taalgebruik van leerlingen… Taalgebruik van leerlingen? Jazeker, er wordt gescholden, gevloekt zelfs. In de aula en op het plein. En sommige leraren zeggen er niets van, zijn in hun woordkeus zelf ook niet altijd zuiver op de graat. Dit is de tweede les: het doet ertoe wat wij als volwassenen voorleven, welke waarden en normen we jongeren meegeven. Met gewoon door te lopen als je woorden hoort die niet door de beugel kunnen, stel je ook een daad. Dat geldt overigens niet alleen leraren, maar ook ouders thuis en predikanten op catechisatie.
We proberen nog dichterbij te komen. Doe je daar zelf niet aan mee? Aarzelend verkennen we met elkaar wat vloeken eigenlijk is. Valt een woord als ”shit” daar ook onder? We worden het gauw eens: dat is ook niet goed, maar bij vloeken gaat het vooral om het misbruiken van Gods Naam.
Zelfreflectie
Doe je daar zelf ook aan mee? Een van de leerlingen is goudeerlijk: „Eerst deed ik daar ook aan mee. Maar ik heb erover nagedacht en toen vond ik toch dat het niet kon. En nu doe ik het niet meer.”
Daar zitten we dan. Twee intelligente mannen, die niet veel verwachting hadden van dit gesprek omdat ze vooral gewend zijn op verstandsniveau te praten. Wat een bijzondere les krijgen we mee: En nu doe ik het niet meer.
Met zo’n ervaring blijf ik lopen. Omdat ik verwonderd ben over de wijze waarop deze gave leerling reflecteert op zichzelf. Omdat ik verblijd ben over de manier waarop dit kind blijkbaar haar geweten laat spreken en daar gevolgen aan verbindt voor haar gedrag. Heeft ze dat meegekregen vanuit haar opvoeding? Hebben wij op school daaraan bijgedragen? Of is er soms een andere oorzaak? We geloven toch immers dat Gods Geest overtuigt van zonden?
Tradities
Het gesprek leidt ook bij mij tot zelfreflectie. Toets ik met enige regelmaat mijn gedrag aan Gods Woord of ga ik altijd op de automatische piloot? Is wat ik doe voor rede vatbaar of vastgeroest en daarmee voorspelbaar, maar wel bewegingloos geworden?
En hoe zit dat in onze gereformeerde gezindte? Houden wij simpelweg vast aan tradities omdat die houvast lijken te bieden? Of zijn we bereid ons gedrag te toetsen aan wat de Heere zegt, om vervolgens tot zelfcorrectie te komen? Dat zou toch vanzelfsprekend moeten zijn.
Een mooie ontmoeting en een beschamende derde les. Voor mij volop aanleiding om met David mee te bidden: „Zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg.”
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl