Afghaanse kinderen opgeofferd voor de vrede
Goede Vrijdag bepaalde weer even bij het grove onrecht van de woorden: het is beter dat één mens sterft dan dat heel het volk omkomt. In Gods voorzienigheid voltrok zich zo het wonder van Gods verlossing in Jezus Christus. Intussen worden nog steeds mensen onschuldig geslachtofferd om bloedvergieten te voorkomen. In Afghanistan bijvoorbeeld.
Op 7 juni vorig jaar werd Shehnaz Bibi, een Pakistaanse vrouw van midden veertig, hardhandig uit haar huis gesleept door enkele mannen die haar vervolgens dwongen naakt door de straten van haar dorp te lopen. De reden? Haar zoons zouden een misdrijf hebben gepleegd, waarvoor zij moest bloeden.
Een jaar eerder werd de 8-jarige Shakila ’s avonds van haar bed gelicht door gewapende mannen en meegenomen. De reden: een oom van haar was ervandoor gegaan met de vrouw van het districtshoofd, en die eiste dat de kleine Shakila daarvoor zou boeten.
Ziehier twee gevallen van wat in Afghanistan ”baad” of ”baadi” heet, en in Pakistan ”swara”: het opeisen van een meisje of vrouw als vergelding voor (vermeende) misdaden begaan door een of meer familieleden van haar. Soms zijn die al jaren eerder overleden, maar blijft hun kwestie dooretteren en moet ”baad” uitkomst bieden.
Het is nog altijd een veel voorkomende praktijk in Afghanistan en delen van Pakistan, vooral daar waar de etnische Pathanen leven –in het zuiden en oosten van Afghanistan– en in het westen en zuiden van Pakistan. De Amerikaans-Afghaanse antropologe Nasrine Gross heeft in diverse publicaties fel tegen dit fenomeen geprotesteerd, en ook de Verenigde Naties stelden het in een 2010 in een rapport aan de kaak. Vooralsnog tevergeefs, zo lijkt het.
In de Afghaanse provincie Kunar, waar de 8-jarige Shakila woont, komen er maandelijks een of twee gevallen van baad aan het licht; veel zaken blijven echter onbekend omdat families niet te koop lopen met de begane misdrijven of andere zonden –moord, diefstal, overspel– of met de zich voortslepende ruzies die erachter schuilgaan. In de Pakistaanse provincie Sindh telden mensenrechtenorganisaties vorig jaar 26 meisjes en vrouwen die moesten worden uitgeleverd om conflicten tussen families te sussen.
De oorsprong van deze onmenselijke praktijk dateert uit de tijd dat Afghanen en Pakistanen nog een nomadisch bestaan leidden. Ze trokken van de ene plaats naar de andere en hadden bij misdrijven of ruzies geen politie of gerechtshof in de buurt. Eigen rechter spelen was dan het enige wat restte. Lukte het niet om een vete tussen families op te lossen of een misdrijf te vergelden, dan was er nog één keuze: een meisje of vrouw slachtofferen, wat erop neerkwam dat ze als slavin of huwbare vrouw werd opgeëist door de gedupeerde familie.
Het hardnekkig voortbestaan van baad in het Afghanistan van nu houdt verband met het grote wantrouwen dat Afghanen hebben jegens het officiële Afghaanse rechtssysteem, dat als zwaar corrupt wordt bestempeld. Zo laten politieagenten en rechters zich graag betalen voor het in behandeling nemen van een zaak. De officiële weg bewandelen is ook nog eens riskant omdat in gebieden waar de taliban vaste grond onder de voeten hebben gekregen, dat als collaboratie met de vijand wordt gezien en… afgestraft. Ruziënde families lossen conflicten daarom liever zelf op. De verwachting is dat nu westerse troepen zich uit Afghanistan terugtrekken en ook hulpgelden minder zullen worden (waarmee de rechtspraak in het land kon worden verbeterd), de praktijk van baad verder zal toenemen. In de provincie Uruzgan, waar de Nederlandse militairen hebben gezeten, zal dat straks tegenvallen. Baad nam er ten tijde van de Nederlandse aanwezigheid sterk af dankzij een omvangrijke publiciteitscampagne tegen deze praktijk.
De traditie van baad of swara is even gruwelijk als onzichtbaar; een volstrekt onschuldig kind (of vrouw) moet boeten voor de misdaden van iemand anders. Voorstanders stellen dat zo wordt voorkomen dat families in eindeloos bloedvergieten vervallen. Door een meisje uit te wisselen worden twee rivaliserende families als het ware met elkaar verbonden. Vooral als het meisje wordt uitgehuwelijkt maakt dat vergelding een stuk lastiger.
De werkelijkheid, zeggen tegenstanders, is anders. Baad brengt wraaklustige families immers niet tot bedaren, maar biedt hun de kans om hun woede te botvieren op een onschuldig meisje. Zij belichaamt in feite de gehate familie en daarom wordt zij uitgebuit, mishandeld en vernederd.
De nu 10-jarige Shakila maakte het twee jaar terug allemaal mee. Dát ze het nog kan navertellen komt doordat ze na een jaar uit haar gevangenschap wist te ontsnappen. „Nadat ze me hadden meegenomen werd ik opgesloten in een donkere kamer waar ik enkel om brandhout te sprokkelen en om water te halen uit mocht.” Ze vertelt regelmatig door haar gastfamilie te zijn geslagen – littekens op haar voorhoofd herinneren aan de keer dat ze daarbij met haar hoofd tegen een muur kwam. Schone kleren kreeg ze niet in de tijd dat ze vastzat, een heel jaar lang. De eerste zes maanden mocht ze zelfs haar oude kleren niet wassen. Als een stinkend hoopje mens wekte ze zodoende nog meer afkeer bij de familieleden die haar vasthielden.
Na een jaar wist Shakila weg te glippen. Tijdens een angstige voettocht door de nacht bereikte ze het dorp waar haar zus woonde. Ze vertelt dat het even duurde voordat die haar herkende en in huis nam, zó smerig en vermagerd was ze.
Nadat ze terug was bij haar ouders, waren de problemen nog niet over, want een dag later stond een woedend districtshoofd op de stoep. Hij dreigde alle mannelijke familieleden te vermoorden als Shakila niet zou worden teruggegeven. Daarop besloot Shakila’s vader Gul Zareen met heel zijn hebben en houden te vluchten – ’s nachts en via sluipweggetjes, omdat de hoofdwegen door manschappen van het districtshoofd werden bewaakt.
Overigens was deze Gul Zareen niet zozeer tegen baad op zich. Hij wilde zijn dochtertje terug hebben omdat hij haar al aan een ander had toegezegd om uitgehuwelijkt te worden. In dat geval is baad niet toegestaan, vond vader Gul. Zijn standpunt zegt iets over hoe diep deze traditie in het Afghaanse volksleven is geworteld.
Shakila en haar familie wonen nu in Asadabad, de provinciehoofdstad van Kunar, waar ze zich wel veilig voelen. Maar het liefst zouden ze teruggaan, want hun kostbaarste bezit, een koe en twee geiten, hebben ze achter moeten laten.
Ze hebben het ook geprobeerd, terugkeer naar hun dorp, en gevraagd om politiebescherming tegen de wraaklustige familie. Die bescherming konden ze krijgen, zeiden de autoriteiten, en die verwezen hen prompt door naar de lokale politie in hun geboortedorp. Daarop droop de familie af, want ze wisten: het hoofd van de politie daar was familie van het districtshoofd.
Vredeskind
Niet alleen Goede Vrijdag, ook Pasen stelt de gruwelijke praktijk van uitwisseling van kinderen om de vrede te bewaren aan de kaak.
Dat deed althans de Canadese zendeling Don Richardson (1935). Hij maakte van het wonder van Pasen dankbaar gebruik om aan wrede koppensnellers het Evangelie te verkondigen.
Richardson en zijn vrouw Carol begonnen in de jaren 60 van de vorige eeuw zendingswerk op Papoea, en ze deden dat onder de Sawi, een stam van koppensnellers en kannibalen.
De geweldscultuur was diep in de normen en waarden van deze stam doorgedrongen. Zozeer zelfs dat vriendschappen volstrekt onbetrouwbaar waren. Vriendschap, dat was in hun ogen als het vetmesten van een varken, bedoeld om het uiteindelijk te slachten.
Hoe moeilijk het was om aan déze mensen het Evangelie van de lijdende Christus te verkondigen, werd Richardson duidelijk toen hij hun reactie op het Bijbelverhaal zag. Het verraden van Jezus was voor hen een heldendaad en Judas was hun grote held.
Richardson was ten einde raad, totdat hij de ”Tarop Tim” ontdekte, het vredeskind. De Sawi hadden een manier om bloedige ruzies tussen dorpen of clans te beslechten door elkaars kinderen uit te wisselen. Als een vader en een moeder hun kind aan een ander dorp gaven, betekende dat het sluiten van vrede. En zolang dat vredeskind, de Tarop Tim, leefde, was vrede ook gegarandeerd.
Het was voor Richardson dé sleutel om de harten van de Sawi te openen voor het Evangelie. Had God niet Zijn enige Zoon gegeven voor onze verzoening en vrede? En leefde dat unieke Vredeskind niet dankzij Pasen tot in alle eeuwigheid? Eeuwige vrede is daarom gegarandeerd voor allen die Hem toebehoren.
Met die boodschap werd een enorme bres geslagen in het heidense bolwerk van de Sawi.