Commentaar: Falen van Bos legt falen van gehele parlement bloot
„Het applaus dat ik nu krijg omdat we ABN AMRO voor de poorten van de hel hebben weggesleept, kan snel omslaan in het tegendeel. Van hosanna naar kruisigt hem is een kleine stap”, sprak minister van Financiën Bos eind 2008, kort nadat de staat de Nederlandse delen uit de bijna failliete boedel van Fortis trok.
Diezelfde woorden –die zijn calvinistische wortels verraden– zullen woensdag wellicht opnieuw de gewezen PvdA-leider en vicepremier door het hoofd zijn geschoten.
De bewindsman, die eind 2008 nog werd bewierookt als politicus van het jaar vanwege zijn kordate bluswerk in de uitslaande brand die kredietcrisis heet, kreeg woensdag van de parlementaire enquêtecommissie-De Wit de zwartepiet toegespeeld.
Hoewel de commissie Bos ook „daadkracht” toeschrijft, zou hij zich als minister hebben laten overrompelen door de crisis, te veel vertrouwen hebben gesteld in te weinig expertise, zelf onvoldoende kritisch zijn geweest en bovendien de Kamer vaak te laat en onvolledig hebben ingelicht. De kans dat Bos, ware hij nu nog minister geweest, na dit rapport op zijn post had kunnen blijven, lijkt uitgesloten.
Natuurlijk kan een mens bij dergelijke enquêtes het gevoel bekruipen dat de beste stuurlui altijd aan wal staan. En ja, waar Bos in het beste geval dagen en soms slechts enkele uren had om zijn majeure besluiten te nemen, heeft de commissie-De Wit in de achterliggende zeventien maanden ruim de tijd genomen om alle crisismaatregelen van toen een voor een af te pellen. Dit alles is echter geen reden om laatdunkend te doen over het zwaarste onderzoeksmiddel in de gereedschapskist van het parlement: de enquête. Wie dat toch doet, legt de bijl aan de wortel van de parlementaire democratie als zodanig. Wie dat doet gaat óók voorbij aan het feit dat zélfs optreden in de grootste hectiek nooit een vrijbrief kan zijn om onzorgvuldig met belastinggeld of het parlement om te gaan.
De huidige verhitte discussie over een relatief beperkte bezuiniging op ontwikkelingshulp om de miserabele overheidsfinanciën te herstellen, bevreemdt ook ietwat wanneer er tegelijkertijd eenvoudig zou worden heengestapt over de vraag of er in 2008 miljarden te veel is uitgegeven aan niet-optimale bankensteun.
Wel mag een Kamerlid als SP’er Irrgang, die woensdag –nooit te beroerd om de PvdA uit electoraal oogpunt nog wat extra zout in de wonde te wrijven– zijn pijlen vol op Bos richtte, ook zélf de kritiek van de commissie ter harte nemen. Namelijk dat de Kamer alles liet gebeuren, zelden tot nooit protesteerde en in de jaren voorafgaand aan de crisis de handtekening zette onder regelgeving die de financiële sector veel te veel ruimte gaf. Het falen van Bos legt daarmee óók het falen van het totale parlement bloot.
Het eindrapport van de commissie moet daarom niet worden gelezen als een afrekening, maar als een analyse van wat er misging in het licht van de hamvraag: Hoe zorgen we ervoor dat dit nooit meer gebeurt. Met in het achterhoofd de wetenschap dat iedere volgende crisis altijd anders zal zijn dan de vorige, ligt daarin de nuttigste les uit het eindrapport van De Wit.