Instinctief geloven
Instinct is iets merkwaardigs. Volgens het woordenboek is instinct een ingeschapen, inwendig gevoel dat tot handelen aanspoort, maar ook: het vermogen tot aanvoelen. Zowel alle dieren als de mens worden gekenmerkt door aangeboren eigenschappen die bepalen wie we zijn: instincten.
Het is verbijsterend waar het instinct van dieren toe leidt. Spinnen bouwen puur uit instinct een web, zonder bewuste gedachten over functie, constructie of een goede plek. Per spinnensoort kan de vorm van het web en ook de werking enorm verschillen. Variërend van het bekende wielweb tot struikeldraden, hangende vangnetten, gecamoufleerde valdeuren, vislijnen, werpdraden, vlindernetjes en koloniewebben. Maar voor elke soort geldt dat het bouwen en gebruiken van het web een ‘ingebakken’ instinct is.
Ook mensen beschikken over instincten. Deze strekken zich uit tot onze cognitieve functies. Voor een deel is de inhoud van onze mentale processen, onze manier van denken ‘voorgeprogrammeerd’. Wetenschappelijk onderzoek heeft hierover al veel kennis opgeleverd.
Gedrag van baby’s en kinderen leent zich hier heel goed voor. Het tijdschrift NewScientist deed hiervan onlangs verslag. Baby’s beginnen zonder aangeleerd gedrag of gedachten. Wat ze doen of begrijpen is dus instinctief, kenmerkend voor de menselijke ‘soort’.
In het eerste levensjaar blijken kinderen verschil te zien tussen gewone toevallige bewegingen, en bewegingen die ergens door worden veroorzaakt. Dat hoeft niemand hun te leren, ze worden geboren met het vermogen om dit aan te voelen. Ze herkennen instinctief het verschil. Ze herkennen ook instinctief welk voorwerp actief een beweging veroorzaakt (”actor”) en welk daaraan passief onderworpen is.
Uit onderzoeken blijkt dat voor baby’s en kinderen een actor geen persoon, ja zelfs niet zichtbaar hoeft te zijn, om toch als verklaring geaccepteerd te worden. Opgroeiende kinderen blijken het verder van nature meer vanzelfsprekend te vinden dat een voorwerp of gebeurtenis door een actor zo bedoeld is om een bepaald doel te realiseren dan dat er geen enkele reden voor is.
Onderzoekers trekken hieruit de conclusie dat de mens als sociaal wezen van nature een inwendig gevoel (instinct) heeft dat gebeurtenissen door een actor worden veroorzaakt, en dat een actor met het veroorzaken van een gebeurtenis een bedoeling heeft. Ons instinct zegt dat de natuurlijke orde en vormgeving die we om ons heen zien door een actor bewust moeten zijn voortgebracht met een bepaald doel.
Dat instinct vormt volgens onderzoekers een ‘godvormige ruimte’ in onze denkprocessen. Wij hebben met andere woorden van nature de aanleg om religieus te zijn. Dit komt tot uiting in het gemak waarmee kinderen een bovennatuurlijke verklaring ergens voor accepteren. Het is ook zichtbaar in het gegeven dat van de huidige wereldbevolking ongeveer 5,6 miljard mensen een religie aanhangen (waarvan het christendom met 2,2 miljard aanhangers de grootste is), en ‘slechts’ ongeveer 750 miljoen mensen niet-religieus zijn.
Is deze natuurlijke aanleg tot religieus-zijn kenmerkend voor alle mensen? Dat denk ik wel. Het is duidelijk dat we als sociale wezens een natuurlijke aanleg hebben voor het herkennen van actieve handelingen en bedoelingen. Deze aanleg is een ‘ingebakken’ eigenschap van de mens en ligt aan de basis van een universele aanleg om aan verschijnselen een bovennatuurlijke verklaring te geven, met andere woorden een natuurlijke aanleg om religieus te zijn.
Dit aangeboren, inwendig gevoel van de mens zit even diep als het instinct van een spin om een web te weven. Afhankelijk van specifiek sturende factoren zoals cultuur en geschiedenis kan dit religieus besef zich in heel verschillende vormen uiten. Alleen al binnen het christendom is dat heel duidelijk zichtbaar.
De auteur is senior beleidsmedewerker bij de rijksoverheid. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel. Reageren? nietbijbroodalleen@refdag.nl