Pleidooi voor postnatale abortus onthutsend en gevaarlijk
Het voorstel van twee Italiaanse ethici om onder voorwaarden postnatale abortus toe te staan, is onthutsend en gevaarlijk, stellen mr. Bart Bouter en dr. R. Seldenrijk.
Komt een foetus bescherming toe en zo ja, wanneer? De discussie rond deze vraag was recent weer in het nieuws. Op 7 februari besliste de rechtbank in Dordrecht dat een ongeboren vrucht van zeventien weken geen bescherming toekomt.
Kort daarna publiceerde het tijdschrijft Journal of Medical Ethics een bizar artikel van twee Italiaanse ethici over wat zij noemen ”postnatale abortus”. Dit is het doden van baby’s na de geboorte. De ethici Alberto Giubilini en Francesca Minerva zijn niet de eersten die zich hierover zo hebben uitgelaten. Al eerder maakte de Australische filosoof Peter Singer zich schuldig aan deze woordvervuiling.
Volgens Giubilini en Minerva is postnatale abortus toegestaan als er zich na de geboorte omstandigheden voordoen die een abortus tijdens de zwangerschap hadden gerechtvaardigd. De morele status van een pasgeboren kind is volgens hen gelijk aan die van een foetus. Immers, beiden zouden zelfbewustzijn missen. Zij bestaan dan wel als biologische wezens, maar zijn geen personen.
Wanneer wordt een levend wezen daadwerkelijk een persoon aan wie rechten toekomen? Dat is volgens de ethici lastig te bepalen. Een toekomstperspectief van de baby is volgens hen in ieder geval geen reden om postnatale abortus te verbieden.
Giubilini en Minerva noemen in het artikel het Treacher-Collinssyndroom en het syndroom van Down. Beide syndromen zijn volgens hen een voorbeeld van omstandigheden die een abortus hadden gerechtvaardigd. Het gaat daarbij niet om de gezondheidssituatie van de pasgeboren baby, maar om een vraag over de opvoeding van een pasgeboren baby met een dergelijke afwijking. Is de opvoeding een ondraaglijke last voor de ouders, familie of de maatschappij?
In de ogen van Guibilini en Minerva wegen de belangen van volwassenen –zoals ouders of familie– zwaarder dan de belangen van een pasgeboren baby. Ouders kunnen abortus laten plegen om sociale, psychologische of economische belangen. Dan kan om dezelfde redenen ook het leven van een pasgeboren baby worden beëindigd. Een pasgeboren baby is volgens de ethici immers niets meer dan een foetus en mist zelfbewustzijn.
De discussie in Nederland gaat meestal over de vraag vanaf wanneer een foetus zelfstandig levensvatbaar is. Guibilini en Minerva verleggen dit naar de periode na de geboorte. Zij maken het pasgeboren leven tot een abstract biologisch wezen, niet zijnde een persoon. Ouders kunnen het niet zien zitten een kind met een beperking op te voeden, bijvoorbeeld vanwege stress en extra kosten. Dan moeten zij de mogelijkheid hebben tot postnatale abortus. De waarde en waardigheid van het leven spelen niet mee in dit verhaal.
Het fundament van de mensenrechten is de bescherming van de menselijke waardigheid. Dat blijkt onder meer uit de meeste internationale mensenrechtenverdragen. Het mensenleven begint bij de conceptie, de laatste fase van het bevruchtingsproces. Elk mensenleven is beschermwaardig. Maar vanaf welk moment is er sprake van juridische bescherming?
Op dit moment is abortus in Nederland toegestaan bij een vrucht niet ouder dan 24 weken. Daarna is dat niet meer geoorloofd. Deze grens zijn Guibilini en Minerva al lang gepasseerd. Zij spreken over abortus bij baby’s die al geboren zijn. De geboorte is juist het moment dat een mens drager wordt van juridische rechten. Voor de geboorte wordt de vrucht beschermd vanaf 24 weken. Maar dat is iets anders dan het hebben van rechten. Vanaf de geboorte krijgt de mens immers recht op een naam en krijgt het kind een vader. Juridisch begint de menselijke persoon vanaf de geboorte.
De wetgever kent een groot gewicht toe aan de bescherming van het ongeboren leven vanaf het moment van levensvatbaarheid (na 24 weken zwangerschap). Een pasgeboren baby is een mens en hem komt juridische bescherming toe. Beide ethici blazen een ongeoorloofde discussie nieuw leven in. Die is in strijd met de menselijke waardigheid en internationale mensenrechtenverdragen. Bovendien spreken zij op een onthutsende manier over het menselijk leven. Zij gebruiken mooie woorden. Maar in feite geven zij ruimte aan moord op kinderen of maken die op zijn minst bespreekbaar.
Een maatschappelijke discussie over dit onderwerp is gevaarlijk en zou niet eens in de mens moeten opkomen. Het artikel van Guibilini en Minerva past in een bredere beweging. Wezenlijke elementen uit de joods-christelijke cultuur worden ter discussie gesteld. Zelfs de beschermwaardigheid van het leven moet verdwijnen.
Vindt u de historische wortels van de Nederlandse samenleving belangrijk? Wees hier dan alert en neem hiertegen stelling. Juist kleine kinderen hebben de bescherming van volwassenen nodig.
De auteurs zijn respectievelijk advocaat bij Janssens Den Boef Advocaten in Houten en directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV).