Van der Graaf is het er niet mee eens dat de rechtszaak tegen haar is gestopt omdat het bewijs onrechtmatig is verkregen. Ze wil dat haar naam wordt gezuiverd en dat in officiële documenten komt te staan dat ze ten onrechte als verdachte is aangemerkt.

Van der Graaf werd er in 2009 van verdacht dat zij van een medewerkster van veiligheidsdienst AIVD staatsgeheime stukken over Irak en de Dalai Lama had gekregen en informatie daaruit had gepubliceerd. Het OM besloot in 2010 de journaliste niet verder te vervolgen. De AIVD-medewerkster en haar partner, een oud-AIVD’er, werden in dat jaar door de rechtbank in Haarlem vrijgesproken van het lekken van staatsgeheimen.

Al eerder bepaalde de rechter dat de AIVD telefoongesprekken van Van der Graaf onterecht had afgeluisterd. Omdat zij journalist is, was dat een te zwaar middel dat te snel is ingezet. Ook de ombudsman vindt dat het OM te weinig rekening heeft gehouden met de bijzondere positie van de verslaggeefster. De commissie die toezicht houdt op de inlichtingendiensten CTIVD vond dat het afluisteren in principe wel mocht, maar dat de AIVD er te vroeg mee was begonnen.

Volgens de ombudsman speelde het feit dat Van der Graaf journaliste is op diverse momenten een belangrijke rol. Hij vindt dan ook dat justitie beter had moeten nadenken of zij wel als verdachte moest worden aangemerkt en of er wel sprake van was dat zij mogelijk strafbare feiten had begaan.