De moed van Kaj Munk
Bijbelgetrouwe Denen toonden zich deze week bedroefd. Thorkild Grosbøll mag van zijn bisschop weer als ambtsdrager fungeren, hoewel de man niet gelooft in een scheppende God, de opstanding van Jezus en leven na de dood. Eerder liet een Deense dominee een ander geluid horen. Kaj Munk eindigde een in 1926 geschreven toneelstuk met de lofzang ”Jezus leeft, en wij met Hem”. Hij had de moed om meer culturele aspecten onder kritiek te stellen. Tot het einde. Voorbeeldig?
Een predikant zegt in het toneelstuk, als de jonge vrouw Inger terugkeert uit de dood: „Ja, maar dit - dit is fysiek onmogelijk. Dit kán immers niet.” En de dokter reageert: „’t Wordt tijd dat ze de instelling van die lijkschouwers afschaffen.” Maar Borgen, de ongelovige vader, belijdt: „Heere, vergeef mij, vergeef mij, ik ben een zondig man.” Zo’n climax stelt het onorthodox theologisch denken ter discussie. Hoe kan het trouwens anders? Munk groeide op in een piëtistische omgeving.
Martelaar
In Nederland kreeg ds. B. J. Ader bekendheid. De Duitsers fusilleerden hem op 20 november 1944. Ds. D. Bonhoeffer werd, vlak voor het eind van de Tweede Wereldoorlog, opgehangen. Ook Munk overleefde de oorlog niet. Hij zag het levenslicht in 1898 als Kaj Harald Leininger Petersen. Pleegouders adopteerden hem als jonge knaap en gaven hem hun naam Munk. Zij verkeerden in opwekkingskringen. „De vreugde van het Woord van God en het standvastig geloof van zijn adoptiefouders… waren beslissend voor zijn vorming”, schreef de Duitse dominee P. G. Schoenborn uit Wuppertal, die zich intensief in Munks geschriften verdiepte.
Kaj studeerde theologie in Kopenhagen en was van 1924 tot 1944 predikant in Vedersø. Hij had literaire gaven, was columnist bij grote Deense dagbladen en schreef teksten met een boodschap voor het toneel. Op 5 december 1943 preekte Munk -hoewel hem dat verboden was- in de dom van Kopenhagen over de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden. Hij maakte opnieuw zijn keuze concreet.
„Als men hier in het land begint met de vervolging van een bepaalde groep van onze landgenoten, alleen vanwege hun afstamming, dan is het de christelijke plicht van de kerk te roepen: „Dit is tegen het grondbeginsel in het Rijk van Christus, de barmhartigheid. (…) Een christelijk volk dat werkeloos toeziet als zijn idealen met voeten getreden worden, laat de dodelijke kiem van ontbinding toe in zijn geest, en zal worden getroffen door Gods toorn.”
Op 1 januari 1944 sprak hij zijn eigen gemeente voor de laatste keer toe. Drie dagen later volgde arrestatie door de SS. Binnen een paar uur schoten de Duitsers hem dood. Tal van Denen beschouwen hem nog steeds als martelaar.
Vedersø
Wie de middeleeuwse kerk van Vedersø bezoekt, ontmoet misschien een man die de klok staat te luiden. Met de hand. Een gesprek blijkt moeilijk. Hij praat alleen Deens. Maar hij begrijpt. Hij wijst de weg. In de schaduw van het godshuis ligt Munk begraven. Evenals zijn meer dan een halve eeuw na hem overleden vrouw Lise. En hun zoon Helge. Eenvoudige stenen sieren sober de graven.
Dan, in de kerk, de preekstoel. Een paar dagen voor zijn gewelddadige dood nog -bij zijn laatste preek- stond Kaj er onder. Voor het laatst. Niet erop. Omdat hij zich schaamde voor in Duitse dienst getreden gemeenteleden. „Als mensen in de gemeente zondigen, heeft die gemeente haar godshuis juist daartoe opdat er over gesproken wordt”, zei hij in die toespraak.
Vedersø, een klein dorpje, ligt een paar kilometer van de zee. Geen drukke autoweg rumoert in de buurt. Het landschap kenmerkt zich door lichtglooiende akkers waarop de zomerzon tarwe of haver goudgeel doet blinken. Afgewisseld met kleine bosjes van laag struikgewas en wat hogere bomen. De wind waait altijd en laat een telkens nieuw lied vernemen. Bloemen bloeien in de berm van wegen die zich door de velden langs lage, bakstenen boerderijen slingeren. In winter of herfst kunnen koude winden met felle regenvlagen iemands gemoedsgesteldheid weerspiegelen.
Niemand wil weg uit zo’n heerlijk dorp. Munk heeft de rust gehad na te denken en zijn standpunt af te wegen. De stilte leent zich om God te bidden, Hem te vragen of een keuze die sterven tot gevolg heeft, verantwoord is. Hij deed dat. In z’n laatste preek zei hij: „Sedert maanden heb ik mij geen avond meer ter ruste begeven, zonder te denken: Komen zij deze nacht, om mij op te halen?” De klokkenist typeert de predikant van jaren her als „compromisloos.” Natuurlijk van horen zeggen.
Tot het einde
Toch valt het op bij Munk: hij begeerde het Evangelie getrouw te zijn. Consequent. Calvinisten maken op bijbelse basis bezwaar tegen toneel. Toch heeft Munk via die weg geprobeerd een boodschap uit te dragen. En hoe mensen de theologie en de spiritualiteit van de lutherse Deen dan ook beoordelen - moedige, bestendige standvastigheid en toewijding aan het bijbels beginsel binnen een cultuur die het ”ik” centraal stelt, is voor gereformeerden voorbeeldig. Ook anno 2003.
De combinatie van predikantschap en dichterschap stempelde Kajs literaire werk. Op 17 november 1938, een week na de landelijke pogrom in Duitsland, verscheen in ”Jyllands-Posten” zijn open brief aan Mussolini. Daarin bezwoer hij hem Hitler van de Jodenvervolging af te brengen. Later volgden diverse drama’s. Bekend is vooral ”Hij zit in de smeltkroes” (1938). Dat typeert de poging van een Duitse geleerde de Jood Jezus tot ariër te maken als vergeefs. Voor 1940 zagen meer dan 160.000 toeschouwers zich geconfronteerd met de boodschap. Vrees weerhield Kaj Munk niet om door te gaan.
Omstreden
Het valt niet te ontkennen dat mensen Munk op allerlei manieren gebruiken. Op een internetpagina van de Samen op Weg-kerken proclameert J. Hendriks zijn visie voor een open, gastvrije, maar ongereformeerde gemeente als herberg. En hij refereert dan aan ”Het Woord” van de Deense dominee om op te roepen tot vertrouwen.
Mensen die theologisch Hendriks tegenpool zijn, refereren met meer reden aan Kaj. Zoals -enkele jaren geleden- tijdens een bijeenkomst te Katwijk aan Zee met het oog op de nood van de Hervormde Kerk. Iemand sprak over het koningschap van Christus en verwees naar Munk. J. van der Graaf citeerde vorig jaar in deze krant dat de wereld „vernieuwde mensen” nodig heeft. Die weten van schuldbelijdenis en vergeving.
Dat de pastor iets omstredens heeft, behoeft geen ontkenning. Zijn biograaf, de theoloog J. Winkler, vergelijkt hem vrijmoedig met Jakob en Petrus. Hoewel Winkler Munks voorkeur voor een sterke leider niet verbloemt, zegt hij: Sommigen bewonderen een dictator omdat ze alle mensen haten. Maar hij omdat hij allen liefhad. Mevrouw A. van Hees, specialist in Deense literatuur bij de Universiteit van Amsterdam, verwijt de auteur uit Vedersø dat hij zich tegen de democratie keerde en -aanvankelijk- zelfs positief sprak over dingen in Duitsland - niet over Hitler zelf. De Duitse auteur H. Vium Mikkelsen vergeleek Bonhoeffer in de afwijzing van het nationaal-socialisme desondanks met Munk.
Topje van een ijsberg
Controversieel of niet: Kaj had een boodschap. En dat ligt anders met de voor zeven weken geschorste Deense voorganger Grosbøll. Diens positiekeuze is trouwens het topje van een ijsberg. In grote delen van de wereld is immers sprake van een ”Umwertung aller Werte”. Mensen veranderen kostbaar christelijk gedachtegoed, dogma en moraal in hun tegendeel. Steeds minder stervelingen zeggen in West-Europa ja op het geschapen zijn naar Gods beeld. Verzet tegen de geest van de tijd ontvangt ook in christelijke kring tegenstand.
Grosbølls verachting van het Evangelie maakt deel uit van de veranderende cultuur. De pastor uit Vedersø kritiseerde de dingen die misgingen in de samenleving. En daarin is hij ook heden actueel. Het kerklied dat zijn voorkeur genoot, heeft een diepe dimensie. „Ik verwacht U, Heere Jezus, om recht te spreken; ieder ogenblik zie ik daarnaar uit. Snel en onverwacht kunt u komen op ieder uur van de dag of van de nacht.” Het werk en optreden van de Deense dominee, het verzet tegen ongelovige barbaren, biedt een boodschap. Hij keerde zich in consequente gehoorzaamheid tegen onrecht.
Wie is bereid?
Natuurlijk kent iedereen het in bevindelijk gereformeerde kring gekoesterd gevoelen dat mensen in bezette gebieden opriep de roede van God als kastijding over de zonde te kussen. Zou dat niet kunnen bestaan met de bereidheid om, het Evangelie getrouw, tot het uiterste te gaan? Ik meen van wel. Bij zijn arrestatie voegde Munk zijn vrouw toe: „Stol paa Gud”, vertrouw op God. Munk had moed. Tot het einde.
Zoals de Engelse bijbelvertaler William Tyndale. Die stierf in Vilvoorde door verbranding. Guido de Brès schreef z’n geloofsbelijdenis als het ware met zijn bloed. Luther sprak in Worms -althans volgens menigeen- de bekende woorden: „Hier sta ik, ik kan niet anders.” Ongeacht de uitkomst.
De vraag luidt of mensen met het etiket ”gereformeerd” vandaag ook in Nederland de godsverlating in de cultuur -bruut en sluipend tegelijk; binnen en buiten de kring- onderkennen. En of zij bereid zijn tot het einde te gaan. Denk dan niet eens nog aan de dood, maar aan discriminatie en uitsluiting buiten het maatschappelijk leven.
Gericht
Munk kende de kerk een belangrijke plaats toe. Zij is „de plaats waar het onrecht in de ban gedaan, de leugen ontmaskerd, en de boosaardigheid aan de kaak gesteld moet worden - de plaats waar barmhartigheid geoefend zal worden als bron van leven, als hartslag van de mensheid.” Hoewel hij ook het Evangelie verkondigde. Als een troostboodschap.
Hij heeft de consequentie doorzien van de zonde voor het volksleven, toen hij zich in Kopenhagen tegen de Jodenvervolging keerde. „Een christelijk volk dat werkeloos toeziet als zijn idealen met voeten getreden worden, laat de dodelijke kiem van ontbinding toe in zijn geest, en zal worden getroffen door Gods toorn.” Dat heeft niet slechts betrekking op antisemitisme en op 1943. Wie heeft er oog voor?
Zelf was hij soms vertwijfeld, schreef Winkler. Maar tegelijk schreef hij -zoals vorig jaar in Ecclesia van de Vrienden van Kohlbrugge gepubliceerd-: „Het kamerlid bazelt over allerlei motiveringen van zijn standpunt; de geleerde is hulpeloos als hij het zonder logica moet stellen, de kunstenaar is zonder het schoonheidsbegrip de kluts kwijt. De profeet kan het zonder al die heerlijkheden stellen. ”Ik ben” heeft hem gezonden. (…) Misschien voelde hij zich wel onwaardig en bang, hij wilde zijn makkelijke, rustige bestaantje liever niet in de waagschaal stellen; misschien, - ja, mag ik zo ver gaan om dat te veronderstellen? - druist de boodschap, die hem wordt meegegeven tegen zijn eigen overtuiging, tegen zijn menselijke overtuiging in; doch ”Ik ben” heeft zich aan hem geopenbaard en nu kan hij slechts gehoorzamen.”
Voorbeeld
Wat doet iemand vandaag met Kaj Munk? Vormt de wijze waarop hij het onrecht ontmaskerde -bij God en Diens gerechtigheid vandaan- een voorbeeld? Houdt deze en gene vast aan zijn beginsel, ook waar dat isolering en dood tot gevolg heeft? Meer nog: kan iemand het opbrengen zijn vijanden lief te hebben en niet te haten? Te vergeven? Niet waar dat tot gevolg heeft dat de ander volhardt in het kwaad. Toch met de intentie om die opponent niet te haten, maar het heil in Christus te gunnen.
Gereformeerden praten over ”de goede strijd”. Maar wie heeft de geloofsmoed om -standvastig, zonder compromis- de wapenrusting te dragen? Niet slechts in de richting van de boze wereld of ten aanzien van de herbenoeming van een Deense geestelijke, maar ook om orde op zaken te stellen in eigen kring. Om de dood in haar ware karakter te durven zien en het leven als leven te erkennen. Desnoods of zelfs met fusillade in het vooruitzicht.
Er bestaat gelukkig een beter voorbeeld dan een Deense dominee: de Heere, Jezus Christus, de overste Leidsman en Voleinder van het geloof. En moed door de dood heen -zoals van Munk- is slechts voorradig in de Schuilplaats van Wie het Deense lied zingt: „Ik verwacht U, o Heere Jezus, om recht te spreken.” Wie dat weet, gelooft niet dat het kwaad en de vijand van God ooit het laatste woord heeft. Want er ligt een kroon klaar. Wat een wonder.