Kerk & religie

Statenbijbels bevatten lange tijd afbeeldingen

UTRECHT – „In de eerste editie van de Statenbijbel komen wel degelijk afbeeldingen met illustraties van de geschiedenissen uit de Bijbel voor.” Hiermee bestreed dr. Peter van der Coelen, tijdens een onlangs in Utrecht gehouden congres over geïllustreerde religieuze teksten, de stelling dat er in Statenbijbels geen illustraties zouden voorkomen.

Jan van Reenen
22 March 2012 14:05Gewijzigd op 14 November 2020 20:04
De ark van Noach, getekend door J. Goeree (1670-1731). De gravure zit in een Keurbijbel uit 1756. Foto Wille-Anne van ’t Zelfde
De ark van Noach, getekend door J. Goeree (1670-1731). De gravure zit in een Keurbijbel uit 1756. Foto Wille-Anne van ’t Zelfde

Van der Coelen, conservator bij Museum Boijmans Van Beuningen, is een expert op het gebied van Bijbelillustraties. Hij promoveerde in 1998 op een onderzoek naar oudtestamentische voorstellingen en boekillustraties. In het Rotterdamse museum is hij verantwoordelijk voor de collectie prenten en tekeningen. Het gaat om een totaalaantal van 90.000 exemplaren, waarvan de meeste in de zestiende en de zeventiende eeuw zijn vervaardigd.

Een groot aantal van die prenten betreft Bijbelse voorstellingen, van onder anderen Albrecht Dürer, Rembrandt, Lucas van Leyden en Adriaan van Ostade. Van der Coelen heeft grote belangstelling voor het christendom en de Bijbel. „Als je interesse hebt voor de kunst van vóór het jaar 1800 is het een vereiste om de Bijbel goed te kennen, want Bijbelse voorstellingen komen op veel afbeeldingen voor. De wereld was in die tijd doordrenkt met de Bijbel.”

Geen omslag

De onderzoeker merkt op dat er met de Reformatie niet direct sprake was van een omslag wat Bijbelillustraties betreft. Rooms-katholieke Bijbels bevatten veel prentmateriaal. In de Lutherbijbel en ook in de protestantse Nederlandse Bijbels uit de zestiende eeuw, zoals de Liesveldtbijbel, is dat niet veel anders.

Calvijn (1509-1564), met zijn nadruk op het Woord, en in zijn voetspoor de gereformeerde theologen, was voorzichtiger als het gaat om Bijbelse voorstellingen. Dat is ook duidelijk te merken aan de Statenbijbel, die weinig illustraties kent. Toch ontbreken ze niet helemaal. Van der Coelen ontdekte dat al in de eerste editie van de Statenbijbel in 1637 bij het begin van de meeste Bijbelboeken Bijbelse afbeeldingen voorkwamen. Het gaat in totaal om 53 illustraties met 12 verschillende voorstellingen. De afbeeldingen waren klein, ongeveer 5 bij 5 centimeter. Het betreft initialen, grote versierde beginletters.

Schepping

Het boek Genesis in deze editie opent met een versierde I (de eerste letter van ”In den beginne”) waarin de schepping van Eva uit Adam is weergegeven. Op de achtergrond zijn elementen van andere scheppingsmomenten te zien. Verder zijn er afbeeldingen opgenomen van onder meer het offer van Abraham (A), de ark van Noach (N), Mozes bij het brandende braambos (M), Simson en de leeuw (S), Esther en Ahasveros (H), de bekering van Paulus (P) en van het laatste avondmaal (A).

Het boek Exodus begint met een versierde D. Het is opvallend dat hiervoor geen afbeelding is gekozen van een gebeurtenis uit dat Bijbelboek, maar van de zalving van David tot koning door Samuel. Samuel zet hem een kroon op, de harp ligt aan zijn voeten. Van der Coelen: „De drukker heeft in totaal twaalf verschillende afbeeldingen gebruikt die hij had liggen of van een andere drukker mocht gebruiken. Invoeging van de illustratie zal nauwelijks extra kosten met zich hebben meegebracht. Het ging erom dat de lezers direct konden zien waar de Bijbeltekst begon, meer dan dat de afbeelding paste bij het desbetreffende Bijbelboek.”

De onderzoeker wijst erop dat er twee series illustraties geweest zijn, wat te zien is aan de verschillende randen om de afbeeldingen.

Kopieerwerk

Van der Coelen heeft onderzocht waar de gebruikte afbeeldingen vandaan kwamen. Onder de illustraties staan de initialen A en F. Het is niet bekend van wie die zijn, maar de deskundige heeft wel ontdekt dat het gaat om kopieerwerk. Hij legt kopieën van twee afbeeldingen van de zalving van David naast elkaar. De ene komt uit de Statenbijbel, de andere dateert van 1538 en is vervaardigd door de Duitse kunstenaar Hans Holbein (1497-1543). De illustraties lijken verdacht veel op elkaar. Beide tonen Samuel en David in dezelfde houding, alsook de attributen kroon en harp.

Een aantal andere initialen, waaronder die van Abrahams offer, is gekopieerd van de Italiaanse kunstenaar Antonio Tempesta (1555-1630), ontdekte Van der Coelen. Hij laat een afbeelding zien van Abrahams offer van Tempesta, van wie rond 1600 een boek met Bijbelse voorstellingen verscheen. De overeenkomsten met de illustratie in de Statenbijbel zijn onmiskenbaar.

De kopieën zijn niet volkomen identiek aan de originelen. „Het landschap is duidelijk zeventiende-eeuws”, aldus Van der Coelen. „Soms is de afbeelding gespiegeld weergegeven. Er zijn ook afbeeldingen waarin elementen zijn weggelaten, zoals in die van Genesis. In de oorspronkelijke afbeelding is God afgebeeld, maar dat wilden de gereformeerden nadrukkelijk niet. Daarom heeft de kopiist in plaats daarvan een stralenkrans afgebeeld met daarin de Hebreeuwse letters voor Jahweh.” Opmerkelijk is wel dat het kennelijk geen probleem was dat Adam en Eva naakt werden afgebeeld.

Ging de Synode van Dordrecht, akkoord met de illustraties?

„Tijdens deze synode heeft men het maar zijdelings gehad over de afbeeldingen. De synode stelde dat men geen „beelden die erghernisse souden mogen geven” in de Statenbijbel mocht aanbrengen. Men vond de initialen echter niet ergerniswekkend, ook later niet. Ze waren dan ook geen onderwerp van kritiek tijdens de grondige herziening van 1657. Ook al kwamen er vanaf omstreeks 1645 minder illustraties in de edities van Van Ravenstein voor, dit betekent niet dat ze toen geleidelijk aan verdwenen. In een uitgave van de Statenbijbel die in 1662 in Dordrecht werd gedrukt, komen nog initialen voor. Het gaat hier om nieuwtestamentische voorstellingen die wat eenvoudiger zijn en zestiende-eeuws aandoen.”

Verdwenen

Van der Coelen weet niet precies wanneer de initialen uit de Statenbijbels verdwenen zijn. Daarvoor zou hij verder onderzoek moeten doen. Hij verwijst naar het project ”Biblia Sacra” van August den Hollander, hoogleraar geschiedenis van het religieuze boek aan de Vrije Universiteit. De site Biblia Sacra bevat gegevens van alle Nederlandse en Belgische Bijbels vanaf 1447. Het project heeft zich nog uitgestrekt tot de zeventiende eeuw. Van der Coelen verwacht dat er binnen vijf jaar interessante resultaten over het verdwijnen van afbeeldingen uit de Statenbijbel bekend worden.

De prentendeskundige verwijst de bewering dat Bijbelse illustraties in de zeventiende eeuw voor gereformeerden verboden waren naar het rijk der fabelen. Hij wijst op de bloeiende afzetmarkt voor Bijbelse taferelen van kunstschilders zoals Rembrandt. Alleen de rijken hadden geld genoeg om schilderijen te kopen, maar prenten en etsen waren bestemd voor een groot publiek. „In veel huiskamers van gereformeerden hingen afdrukken van etsen met Bijbelse voorstellingen. Velen maakten gebruik van de mogelijkheid om Bijbelse illustraties in de Statenbijbel te laten inbinden. Daarnaast waren er allerlei boeken met afbeeldingen van Bijbelse taferelen op de markt die grif van de hand gingen. De mensen vonden het belangrijk dat hun kinderen op die manier vertrouwd raakten met de verhalen uit de Bijbel. Het zou mooi zijn als men tegenwoordig die verhalen ook nog zou kennen.”


De website van het Statenbijbelmuseum in Leerdam toont een aantal afbeeldingen van Bijbelse voorstellingen die in Statenbijbels voorkwamen. Zo is in een zogenaamde Keurbijbel uit 1756 een afbeelding te zien van de ark van Noach. De gravure is afkomstig uit de prentbijbel van Picart en Pieter de Hondt.

Bestuursvoorzitter W. C. van ’t Zelfde: „Het gaat hierbij om een apart ingebonden katern met Bijbelse voorstellingen bij een Statenbijbel van de bekende Bijbeldrukker Keur uit Dordrecht. Er waren twee series met afbeeldingen: een voor de rijken, met 51 illustraties, en een voor armere mensen, met 10 afbeeldingen. Het is opvallend dat daar ook afbeeldingen van Christus bij zaten. Over de vraag of het geoorloofd is om Christus af te beelden bestaat verschil van mening. Sommigen willen Hem niet afbeelden omdat Hij God is, anderen menen dat het wel geoorloofd is omdat Hij ook mens was.”

De Statenbijbeldeskundige legt uit dat het niet gaat om afbeeldingen in de Bijbel zelf, maar om een naderhand ingebonden katern. „Mensen die in de zeventiende eeuw een Statenbijbel nodig hadden, kochten bij de boekhandelaar een niet-ingebonden exemplaar. Ze zochten er een bijpassende omslag bij en eventueel ook een katern met platen. Kopers konden kiezen uit verschillende soorten Bijbels. Ze konden een Bijbel met of zonder apocriefe geschriften kopen, met of zonder landkaarten en met of zonder platen. De initialen vormden wel een wezenlijk onderdeel van de Bijbeltekst. Kopers konden er niet voor kiezen die weg te laten.”

Van ’t Zelfde heeft de indruk dat in de uitgaven van de Statenbijbels voor 1642 meer initialen met beeldillustraties voorkomen dan in de jaren daarna. „Wel kwamen er vanaf 1642 Bijbelkaarten beschikbaar met afbeeldingen uit de Bijbelse geschiedenis erop, zoals Adam en Eva in het paradijs met de slang, de ark van Noach, Mozes op de Sinaï met de stenen tafelen, Mozes slaat water uit de rots, Paulus schudt een adder in het vuur en de kruisiging van Christus. Je zou kunnen stellen dat de afbeeldingen verhuisden van de initialen naar de kaarten. Rond 1670 werden de initialen eenvoudiger en werden vooral gekrulde en versierde hoofdletters gebruikt. Rond het jaar 1900 verdwenen de afbeeldingen uit de uitgaven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer