Afrikaanse tonen in Driebergse bos
„Soms heerst in de kerk de wet van de paardebloem. Het wegblazen van de uitgebloeide pluizenbollen doet het aantal paardebloemen explosief toenemen. Zo kan de adem van God de gemeente uiteenblazen. Overal komt het zaad dan terecht. Op vele plaatsen schiet het wortel.” Zo ging het bijvoorbeeld, stelde ds. K. van Meijeren uit Zwolle, met de gemeente van Jeruzalem in Handelingen 11. Hij sprak gisteren op de 92e zendingsdag van de Gereformeerde Zendingsbond.
In de bossen bij Driebergen nestelden ruim 3000 bezoekers zich in de loop van de dag tussen schaduwrijke bomen, struiken en ijskarren om zich te bezinnen op het thema ”Veelkleurig getuigen”. Het grasveld rondom het sprekerspodium telde vanwege de hitte slechts een handjevol bezoekers. Afzonderlijke programma’s organiseerde de GZB voor kinderen en tieners.
Waar het vooral om gaat, benadrukte GZB-voorzitter ds. H. F. Klok uit Hierden in zijn openingswoord, is niet wat wij dóén. „Bepalend is het getuige zíjn van Jezus. De verbondenheid met de Heere, het in Christus zijn is meer dan onze activiteiten. Getuigen is meer een gave dan een opdracht.”
Iemand die dat goed door had, was de apostel Paulus, die door God een uitverkoren vat is genoemd. Naar aanleiding van zijn leven bemoedigde ds. D. C. Floor uit Ede de bezoekers: „Het is een rijke troost dat wij zelf door Christus gedragen worden. Hij draagt Zijn uitverkoren vaten, waarin Zijn naam is. De sterke schouders en de doorboorde handen van Christus zijn onder ons. Hij is de handelende Persoon, Die door de Heilige Geest aan ons kracht verleent om vrijmoedig te kunnen getuigen. Van onze kant vraagt dat zelfverloochening en offerbereidheid.” Getuigen, zei ds. J. J. van Holten uit Leerdam, is onder vreemden vaak gemakkelijker dan onder bekenden. „Zij weten van je zwakheden en gebreken. Spreken kunnen we alleen op gezag van het Woord.”
De zendingswerkers die met verlof waren, liepen voor het merendeel op de zendingsdag rond. Arina Vonk, die nog vóór haar uitzending staat, vertelde wat haar bewoog om met haar werk als onderwijzeres te stoppen. Momenteel volgt ze het laatste gedeelte van een bijbelschoolopleiding in Engeland. Het einde van de werkzaamheden van Steintje Boeve in Kenia, Zuid-Sudan en Uganda was aanleiding met haar in gesprek te gaan. De afgelopen 22 jaar werkte ze in de Afrikaanse gezondheidszorg. „Ik heb veel van en veel met Afrikanen geleerd. Het was een voorrecht dit te mogen doen. In al die jaren ben ik nauwelijks ziek geweest. In nogal eens onveilige gebieden is me nooit wat overkomen.” Uit Afrika horen we meestal slecht nieuws, constateerde de interviewer: droogte, honger, stammenoorlogen. „Als je niets anders weet, is het om er moedeloos van te worden”, gaf Boeve toe. „Maar er is ook goed nieuws. Een weduwe die ziek werd, bleek aids te hebben. De mensen in haar omgeving waren er bang voor. Ze kwam in een isolement terecht. Wij mochten haar als aids-team helpen. Ook met de boodschap dat de Heere haar niet verachtte. Vorig jaar kon ze er op de wereldaidsdag van getuigen hoe Hij helpt. In de voorlichting kunnen wij onder meer kwijt hoe de omgeving met aids-patiënten om kan gaan.” Boeve vertelde ook hoe een arme koeiendrijver de Heere liefkreeg. Als alle Afrikanen kreeg hij een nieuwe naam toen hij christen werd. Omdat hij klein van stuk was, kreeg hij de naam Nicodemus. „De man heeft zich ontwikkeld, kan nu lezen en schrijven. Hij maakt ook liederen. Een ervan luidt: ”Ik ben gered, ik ben verlost”. De muziek klonk door de microfoons: Afrika in Driebergen. „Dat doet God in Afrika, het is fantastisch”, besloot de verpleegkundige.
Ds. J. van Oostende richtte de aandacht op de figuur van Markus, een medewerker van Paulus en Barnabas met een veelbelovend begin. Maar na korte tijd liet hij het afweten. „Is dat voor u of jou herkenbaar?” vroeg hij. „Belijdenis van het geloof gedaan. Van ganser harte ”ja” gezegd op de vraag of we met blijdschap onze gaven zouden inzetten in Gods koninkrijk. We werkten mee, in het jeugdwerk, in de kerkenraad, op evangelisatorisch bezoek. Daar kan echter van alles tussengekomen zijn.” De predikant vindt het onvruchtbaar om de schuld bij anderen neer te leggen. „Beter is het om met de vraag hoe het komt tot onszelf in te keren. Om te zeggen: Heere, U riep me toch in uw dienst! Maar ik…, hoe heb ik gefaald. Ik vertrouwde niet op U voor vrijmoedigheid, ik verwaarloosde het gebed, ik bracht mijn moeite niet in een open gesprek naar voren. Ik wilde niet kwetsbaar zijn. Ik zweeg. Zo brak alles me bij de handen af en restte mij niets anders dan een vlucht. Ik onttrok me en zit nu verslagen thuis. Heere, gedenk mij!” Of het zo met Markus gegaan is, is niet bekend. Ds. Van Oostende vindt het opmerkelijk dat Markus in brieven van Paulus voorkomt. Dan noemt Paulus hem zeer nuttig in de dienst van het Evangelie.