Luthers antwoord voor twijfelende gelovige
tekst ds. B. L. P. Tramper beeld RD, Henk Visscher
Ben ik echt een kind van God? Is het geloof waarmee ik tot Christus vlucht van eigen makelij of heeft de Heere het in m’n hart gewerkt?
Met dit soort vragen en twijfels is ds. H. Visser, hervormd emeritus predikant, te rade gegaan bij een man die, wat geloofsaanvechting betreft, als geen ander het klappen van de zweep kent: Maarten Luther. De antwoorden die hij vond, tekende hij op in een prachtig boekje, ”Geloven in de branding van de twijfel”.
Ds. Visser heeft veel op met Luther. Aan alles in zijn boek valt te merken hoezeer hij zich geestelijk verbonden voelt met de man die voor de Reformatie van de kerk in Europa zo veel heeft betekend. Meer dan eens noemt hij hem „een wapenbroeder en een gids” voor mensen die kampen met twijfels, onzekerheden en aanvechtingen in het geloof. En welke oprechte gelovige kampt daar niet mee?
Dat ds. Visser kans heeft gezien zo’n helder en fris getoonzet boek te schrijven, wekt verwondering, niet het minst vanwege zijn hoge leeftijd. De emeritus predikant, die onder meer de hervormde gemeenten van Barneveld en Katwijk aan Zee diende, mag zich rekenen tot de zeer sterken. Onmiskenbaar geeft het zijn pennenvrucht meerwaarde; je proeft het: hier is een bewogen herder aan het woord die weet waarover hij spreekt.
Keer op keer klopt ds. Visser met zijn lezers aan bij Luther, en zelden is het beroep op de reformator vergeefs. De predikant is ervan overtuigd dat de Heere die gemeenschap der heiligen, die de eeuwen op wonderlijke manier overstijgt, wil gebruiken ter vertroosting en bemoediging. „We hoeven niet zo eigenwijs te doen alsof wij de geestelijke strijd in ons eentje moeten uitvechten”, schrijft hij.
In navolging van Luther stelt ds. Visser dat niets zo aangevochten is als het geloof. „Hoe groter christen, des te meer aanvechting.” Scherp stelt hij vast dat het een veeg teken is wanneer iemand geen aanvechting kent. Dat is het ook, voegt hij eraan toe, als in de verkondiging de aandacht voor bestrijding en hoog oplaaiende twijfel ontbreekt. Het verzwijgen of bagatelliseren ervan leidt tot vervreemding. „Als het er nooit over gaat, vraag je jezelf af of je soms de enige bent die twijfelt.”
Niet dat ds. Visser voor onzekerheid of het voeden ervan een lans wil breken. Het tegendeel is het geval. Maar, zegt hij, aanvechting is een realiteit, een gegeven dat het geloofsleven eigen is. Dat er sprake is van strijd heeft alles te maken met het karakter van het geloof. Dat richt zich niet op wat voorhanden is aan gevoelens en ervaringen, ook niet op zichzelf, maar op het onzichtbare, het onzichtbare heil, of beter: de onzichtbare Heiland, Die tot zondaren komt in de beloften van het Evangelie. „De christen ervaart vaak het tegenovergestelde van wat hij gelooft. Geloof is voor waar houden wat je niet ziet of niet ervaart.”
Ds. Visser maakt een verhelderend onderscheid tussen overtuiging van zonden en aanvechting. Als de duivel zondaren aanvecht, probeert hij hen van het heil in Christus af te houden. Hij wil mensen in de wanhoop drijven, bijvoorbeeld door hun op hun zonden te wijzen en die te vergroten of juist te vergoelijken.
Overtuiging van zonden is een werk van God. Hij gebruikt daarvoor een ontdekkende prediking om mensen voor te bereiden op de vrijsprekende kracht van het Evangelie. „De Heilige Geest werpt ons uit al onze zelf opgeworpen verschansingen. Hij leert ons, zo verloren als we in werkelijkheid zijn, om ons aan Gods genade restloos over te geven.”
Ds. Visser schrijft uit bewogenheid met het heil voor de individuele gelovige, iemand die in onzekerheden en hevige vertwijfelingen verstrikt kan raken. Die wil hij tegemoetkomen door de aanvechtingen te benoemen, na te gaan uit welke bron ze komen, en te luisteren welk verweer Gods Woord aanreikt.
Tegelijk lijkt ds. Visser zich in zijn boek te richten op de gereformeerde gezindte als geheel: het voelt aan als een warm en een meer dan welkom pleidooi om het in de kerken weer eens flink te laten ‘lutheren’.