Opinie

Kerkenraad meer dan formeel bestuur van christelijke gemeente

De kerkenraad is meer dan het bestuur van een christelijke gemeente, reageert dr. P. van den Heuvel op uitspraken van ds. W. B. Beekman (RD 13-3). Ambtsdragers worden geroepen geestelijk leiding te geven aan de gemeente.

17 March 2012 10:23Gewijzigd op 14 November 2020 19:58
Foto RD, Anton Dommerholt
Foto RD, Anton Dommerholt

Oud-synodepreses ds. W. B. Beekman uit Koudum pleit voor een zo klein mogelijke kerkenraad (RD 13-3). In een dorpsgemeente heb je aan een kerkenraad van drie mensen genoeg om de formele zaken te regelen, stelt hij. Voor het overige werk kunnen informele groepen worden ingeschakeld.

Ds. Beekman deed de uitspraken 
bij de presentatie van zijn studie ”Leve de dorpskerk”. In het rapport ageert hij vooral tegen schaalvergroting in de kerk. Met veel van de bezwaren die hij daartegen aanvoert, ben ik het hartelijk eens. Er is een tijd geweest dat men alles verwachtte van het vormen van grotere eenheden: samenvoeging van gemeenten, vorming van streekgemeenten, desnoods van bovenaf opgelegd.

Al in 1952 werd er in de kerk gepleit voor een pastorale herindeling en voor schaalvergroting op het platteland. Maar inmiddels komen in de samenleving de schadelijke neveneffecten van schaalvergroting steeds duidelijker aan het licht. Denk aan de zorg, aan het onderwijs: megastructuren leiden dikwijls tot vervreemding en bureaucratie.

Ds. Beekman formuleert in zijn studie de volgende gouden regel: „Eigen blijven waar het kan en samen doen waar het moet.” Dat lijkt mij een gezond uitgangspunt. Hij heeft overtuigend de waarde van een plaatselijke kerkelijke gemeenschap aangetoond, ook als die (heel) klein is geworden.

Een kleine gemeente zal echter niet altijd voldoende ambtsdragers kunnen vinden. Als regel moet een kerkenraad uit ten minste acht leden bestaan. Als dat niet mogelijk blijkt, kan in overleg met de classis met een kleiner aantal worden gewerkt.

Het pleidooi van ds. Beekman om gemeenteleden in te schakelen sluit aan bij het uitgangspunt van de kerkorde. Ze „zijn geroepen en gerechtigd hun gaven aan te wenden tot vervulling van de opdracht die Christus aan de gemeente geeft” (art. IV-2).

Het is echter verwarrend als ds. Beekman pleit voor een zo klein mogelijk aantal ambtsdragers. Dan lijkt een klein getal tot ideaal te worden verheven. In principe kiezen we ervoor dat de bevoegdheden berusten bij meerdere personen die elkaar aanvullen en corrigeren.

Overigens blijft van dat zo klein mogelijk niet veel over. Beekman stelt dat een kerkenraad minimaal een voorzitter, een scriba en een kerkrentmeester nodig heeft om samen de rechtspersoon te besturen, met daarnaast een predikant, een paar ouderlingen en een paar diakenen. Daarmee komt hij ook op ten minste acht personen!

Het lijkt hem er vooral om begonnen bestuurlijke en pastorale zaken te scheiden: een paar leden voor de bestuurlijke zaken en een aantal ambtsdragers dat als taak heeft „hoeder en helper van mensen te zijn.”

In plaats van een „zware formele structuur van kerkelijke raden, commissies en werkgroepen” pleit hij voor een kleine kerkenraad die voorwaarden schept, overleg organiseert en voor iedereen beschikbaar is voor advies en hulp.

Als ik het goed zie, is het belangrijkste verschil dat bij hem de kerkenraad niet langer verantwoordelijk wordt gehouden voor het geheel van de taken van de gemeente, maar een stimulerende en coördinerende rol vervult bij wat zich spontaan aandient.

Nu begrijpt iedereen dat in een kleine dorpsgemeenschap de taken vele en de mogelijkheden beperkt zijn. Er wordt nogal wat gevraagd van een kerkenraad. De kerkorde spreekt niet alleen over de zorg voor de dienst van Woord en sacramenten, maar ook over missionaire, diaconale en pastorale arbeid, de geestelijke vorming, het opzicht en het rentmeesterschap.

Gemeenteopbouw is een breed begrip. Er moeten ongetwijfeld keuzen worden gemaakt en prioriteiten gesteld. De kerkenraads­leden hoeven niet alles zelf te doen. „Stimuleer per onderdeel van het gemeenteleden de vorming van een informele groep”, zegt ds. Beekman. Hij ziet voor zich een netwerk van op zich zelfstandige, actieve, zelfwerkzame en flexibele groepen die de taken van de gemeente uitvoeren.

Toch zit er enige spanning tussen wat zich spontaan aandient en wat er nodig is. Het ambt is gegeven „om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren” (art. V-1). Dat is net iets meer dan alleen de bloemen te plukken die spontaan zijn opgekomen, om daar een mooi boeket van te maken. Er ligt ook een roeping als er niets groeit, om de grond los te maken en te zaaien, om te wieden en te snoeien.

Een kerkenraad is meer dan het bestuur van de rechtspersoon, hij wordt geroepen om geestelijk leiding te geven aan de gemeente. Daarom maken de predikant en de ouderlingen en diakenen als hoeders en helpers van mensen principieel deel uit van de kerkenraad, ook als die door de plaatselijke omstandigheden klein is geworden.

De auteur is kerkrechtdeskundige.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer