Kerk & religie

„De kerk moet haar knopen tellen”

Het moet anders met de kerk in Nederland. De oude parochiale structuur van de grote kerkgenootschappen voldoet niet meer. Nieuwe kerkvormen zijn nodig. Dr. R. de Reuver: „De kerk moet haar knopen tellen.”

16 March 2012 21:11Gewijzigd op 14 November 2020 19:58
Dr. René de Reuver. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. René de Reuver. Foto RD, Anton Dommerholt

Dr. René de Reuver is sinds enkele jaren wijkpredikant van de protestantse wijkgemeente Marcuskerk in Den Haag. En eigenlijk begint het verhaal van zijn boek ”Anders verder” al bij die aanduiding ”wijkgemeente”. „Bij het woordje gemeente denken mensen tegenwoordig aan de burgerlijke gemeente”, meent dr. De Reuver. „Ik zou het toejuichen als we gewoon weer over kerken gingen spreken als we het over de plaatselijke kerkelijke gemeente hebben. In Amsterdam hebben ze dat goed begrepen. Daar noemen ze de protestantse gemeente gewoon Protestantse Kerk Amsterdam.”

De Marcuskerk staat in een deel van Den Haag dat in enkele tientallen jaren veranderd is van een modale uitbreidingswijk in een achterstandswijk. Het aantal allochtone inwoners is hoog. Autochtonen zijn weg­getrokken naar andere delen van de stad en naar randgemeenten.

Met die ontwikkelingen verloor de Marcuskerk, die al een samenwerkingsgemeente is van drie gereformeerde en hervormde wijkkerken, steeds meer aanhang. „We hebben gelukkig een hechte kern, maar die gemeenteleden komen lang niet meer allemaal uit deze wijk. Ook de Marcuskerk is voor een groot deel een keuzekerk geworden”, erkent dr. De Reuver.

Wat in Den Haag gebeurt, is volgens hem typerend voor vrijwel alle steden in Nederland. In die plaatsen is er van de volkskerk die de Protestantse Kerk in Nederland graag wil zijn allang geen sprake meer. „Laten we gewoon eerlijk zijn: dat is voorbij. We kunnen dat instituut met een fijnmazig netwerk van wijkgemeenten niet meer op de been houden. De middelen en de mensen ontbreken ons. We moeten wat dat betreft onze knopen tellen.”

Gaat u nu niet heel erg uit van de situatie in de Randstad? Op de Veluwe zijn er nog wel degelijk gemeenten waar de volkskerk functioneert.

„Ja, ik ga erg uit van de situatie in de steden. Maar ook in de grotere plaatsen in de zogenaamde Bijbelgordel zien we een ontwikkeling. Ook daar is de groei er uit en worden middag- en avonddiensten steeds slechter bezocht. Ik ben zelf predikant geweest van de hervormde en later protestantse gemeente van Boskoop. Daar is de situatie inderdaad anders dan in Den Haag. In mijn boek wil ik ook niet het Haagse model aan andere gemeenten opdringen. Maar ik zeg wel: tel je knopen en koester geen verleden dat voorbij is.”

In uw boek bepleit u differentiatie, ook in kerkdiensten. Hoe voorkom je in die situatie wildgroei?

„Dat gevaar van het verdwijnen van de eenheid in de gemeente is reëel als je als kerkenraad naar differentiatie streeft. Ik beschrijf in mijn boek bijvoorbeeld de situatie in de protestantse gemeente van Zeewolde, waar op de zondagen meerdere diensten worden aangeboden. Ook uit een soort luxe, omdat de kerkgangers niet meer in het gebouw passen tijdens die ene dienst. Maar de consequentie van het aanbieden van verschillende diensten kan zijn dat je als gemeente nooit meer echt samen bent. Dat vraagt van de kerkenraad een grote samenbindende kracht. De kerkenraad moet geestelijk leidinggeven en zowel de inhoud van de verschillende diensten en missionaire activiteiten bewaken als de eenheid van de gemeente.”

U pleit, met het oog op die eenheid, heel voorzichtig voor de invoering van het bisschopsambt.

„Inderdaad. Omdat de vergaderingen die in het protestantisme het ambtelijk gezag hebben overgenomen van de bisschop, in onze tijd nauwelijks nog als relevant worden ervaren. Personen met ambtelijk gezag worden dat wel.”

Botst dat niet met de calvinistische ambtsopvatting?

„Dat hoeft zeker niet. Het zou goede doordenking behoeven, maar het bijzondere van het calvinisme is dat het ambtelijk gezag ligt bij de ambtsdragers ”in vergadering bijeen”. Deze ambtsdragers kunnen iemand verkiezen om namens hen dit gezag publiekelijk te dragen. Het ambt krijgt dan meer gezicht.”

De volkskerk kent geen postcode in Nederland waar ze niet present is. Schuilt achter deze parochiale structuur niet de missionaire gedachte dat de kerk in ieder deel van de samenleving aanwezig wil zijn?

„Zeker, en dat is ook een prachtige gedachte. Ik bepleit ook niet de afbraak van de volkskerk. Behoud het goede dat je hebt, zou ik kerkenraden willen toeroepen. Maar de praktijk maakt duidelijk dat het in grote delen van ons land niet meer zo kan. De kerk als corpus christianum fungeerde misschien vroeger zo, maar nu, zeker in de stad, niet meer. We zijn een minderheidskerk geworden, weggedrukt naar de rand van de samenleving. Deze feitelijkheid moeten we onder ogen zien. Zie het ook als een kans. De kerk gaat de weg van het tarwegraan dat in de aarde valt en moet sterven om vrucht te dragen. We zijn ook in dat opzicht niet méér dan onze Meester.”

Er zijn theologen die de afbraak van de kerk duiden als een oordeel van God en bepaald niet als een kans.

„Hierin verschil ik met hen –ik noem bijvoorbeeld mijn collega Wim Dekker– toch enigszins van mening. Een woestijnperiode hoeft niet altijd een oordeel te zijn. Het kan ook een periode zijn van bezinning en concentratie op de kern van het kerk-zijn.”

U bent voorzitter van het belangrijkste adviesorgaan van de synode van de Protestantse Kerk in Nederland, de Generale Raad van Advies. Hoe kijkt u aan tegen de herziening van de kerkorde van de PKN die momenteel wordt uitgevoerd?

„Mijn boek moet niet gelezen worden als een soort programma dat nu overal moet worden uitgevoerd. Onze kerkorde is een kerkorde voor een kerk met een parochiale structuur. Allerlei vernieuwingen kunnen nu alleen worden doorgevoerd dankzij uitzonderingen die in die kerkorde zijn opgenomen. Dat is omslachtig. De kerkorde loopt altijd achter de praktijk aan. Dat is niet erg. Als werkorde is de kerkorde wel een goed richtsnoer.”


Eenheid, heiligheid, katholiciteit en apostoliciteit

In zijn boek ”Anders verder” betoogt dr. R. de Reuver dat de tijd van de grote volkskerken voorbij is. Hij illustreert dat met de ontwikkeling van de wijkgemeente Marcuskerk in Den Haag, waar hij zelf predikant is. Wil de kerk ook in de eigen wijkomgeving relevant blijven, dan zal gezocht moeten worden naar andere manieren van kerk-zijn. Bijvoorbeeld door een breder aanbod van kerkdiensten, maar ook in het aanbieden van niet aan de zondag gebonden activiteiten. Zo kent de Marcusgemeente een Kinderwinkel, waar juist een grote mate van participatie is van buurtkinderen, en is zij gestart met MarcusConnect, een missionaire vorm van kerk-zijn voor 20- tot 40-jarigen.

Veel kerkelijke gemeenten zullen in Nederland de komende tijd moeten transformeren van wijkkerken naar netwerkkerken, meent dr. De Reuver. De kerk is in deze opvattingen veel meer keuzekerk dan volkskerk.

In ”Anders verder” geeft dr. De Reuver drie voorbeelden van kerkelijk leven waar de christelijke gemeente anno 2012 veel van kan leren.

In de eerste plaats is dat de christelijke gemeente in Carthago rond het jaar 300. Ook deze gemeente vormde, net als de kerk in Europa in 2012, een kleine minderheid in een niet-christelijke samenleving.

Daarnaast noemt hij de Anglicaanse Kerk in Engeland, waar eind twintigste eeuw de theorie van de ”Mixed economy off Church” haar intrede deed. De Anglicaanse Kerk neemt met deze theorie afscheid van de parochiale wijkstructuur en introduceert nieuwe vormen van kerk-zijn.

Het derde voorbeeld dat dr. De Reuver noemt, is de protestantse gemeente van Zeewolde. Deze jonge gemeente zet bewust in op een breed aanbod van kerkelijke activiteiten. Zo zijn er iedere zondagochtend twee kerkdiensten omdat het aantal kerkgangers niet meer in één dienst past. De twee diensten hebben vaak ook een verschillende insteek. Daarnaast zijn er ’s avonds regelmatig themadiensten. Dr. De Reuver stelt dat de aantrekkingskracht van de gemeente veel te maken heeft met het charisma van de voorgangers. De mensen blijven echter bij de gemeente vanwege het gemeenschapsgevoel.

Wat er ook aan gemeentevernieuwing gedaan kan worden en welke missionare vormen van kerk-zijn er ook geïntroduceerd mogen worden, volgens dr. De Reuver zijn er vier zaken die tot het fundament van de kerk behoren en die in geen enkele christelijke kerk mogen ontbreken. Hij noemt ze het DNA van de kerk: eenheid, heiligheid, katholiciteit en apostoliciteit. „De vier karakteristieken zijn afgeleiden van God zelf. (…) Ze zijn zowel gave als opgave en bepalen de kerk bij haar wezen en roeping om werkelijk te zijn wie ze van Godswege is. Geen kerk kan zich op deze vier kenmerken laten voorstaan. De kerk gelooft dat ze haar gemeenschap kwalificeren, wat er ook op haar is aan te merken. Als geloofswoorden bepalen ze de kerk van alle tijden en plaatsen bij haar identiteit en roeping”, aldus de Haagse predikant.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer