Opinie

Kerkelijke verdeeldheid getuigt van individualisme

De verdeeldheid in de gereformeerde gezindte heeft te maken met individualisme, betoogt dr. H. J. C. C. J. Wilschut.

16 March 2012 11:16Gewijzigd op 14 November 2020 19:57
„De Schrift leert ons dat we in Christus bij elkaar horen en daarom ook metterdaad kerkelijk hebben samen te leven.”  Foto RD, Sjaak Verboom
„De Schrift leert ons dat we in Christus bij elkaar horen en daarom ook metterdaad kerkelijk hebben samen te leven.” Foto RD, Sjaak Verboom

De gereformeerde gezindte is kerke­lijk bijzonder versnipperd. Op papier delen we dezelfde belijdenis. Kerkelijk gaan de wegen echter uiteen. Allemaal gereformeerden. Maar niet in één kerk en aan één avondmaalstafel. Ik ben van mening dat vooral individualisme aan deze kerkelijke verdeeldheid ten grondslag ligt.

Ik concretiseer. Binnen de kring van gereformeerde belijders is vanouds een dubbele denkrichting te onderscheiden wanneer het gaat over verbond en verkiezing. Die verschillen werden niet onder stoelen of banken gestoken. Maar beide denkrichtingen hadden een wettige plaats binnen de ene 
Gereformeerde Kerk in Nederland.

Dr. A. Comrie koos bijvoorbeeld met overtuiging voor de twee­verbondenleer. Maar hij liet ruimte voor degenen die de drieverbondenleer aanhingen, ook al zag hij Arminius als ontwerper van deze leer.

Een deel van de spanningen in de afgescheiden kerken heeft verband met deze dubbele denkrichting. Bij sommigen treedt vereenzijdiging op. Met als gevolg radicalisering. De verkiezing gaat heersen over de verbondsleer. En alleen dan mag je jezelf gereformeerd noemen. Individualisme kan dus tot groepsvorming en vereenzijdiging leiden.

Het is mooi om te zien hoe de afgescheiden kerken in de negentiende eeuw uit deze impasse zijn gekomen. Namelijk door niet te kiezen, maar door bijvoorbeeld zowel voorstanders van de ene denkrichting als van de andere aan de Theologische School te Kampen te benoemen. Het tekent de katholieke kracht van de afgescheiden kerken. Men hield er geen eigen theologie op na. Men vond elkaar in de gereformeerde belijdenis.

Dr. Steenblok

Dat evenwicht zie je verloren gaan aan ultrarechtse zijde, de Gereformeerde Gemeenten met de leeruitspraken van 1931 voorop. Nota bene ook nog eens bedoeld om zich af te grenzen van de Christelijke Gereformeerde Kerken. In plaats van katholieke breedheid komt groepsdenken. Eigen opvattingen worden tot de enig juiste verklaard. Het leidt tot een intern gericht zijn, dat niet anders dan als kerkelijk individualisme te typeren is.

In zo’n geval is het einde zoek. Dat hebben de Gereformeerde Gemeenten aan den lijve ondervonden met bijvoorbeeld dr. C. Steenblok. Deze scholastische denker zonder veel inschikkelijkheid verloor zijn positie als docent aan de Theologische School in Rotter­dam. Niet vanwege dwaalleer, maar vanwege „eenzijdigheid.” Steenblok en de zijnen zagen dat anders. Er was een leergeschil! Het ging om de ”oude waarheid”. En die was een kerkelijke breuk waard. Met als gevolg de afsplitsing van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Waar dr. Steenblok zo solistisch optrad dat hij opnieuw zijn positie als docent verspeelde.

Een vergelijkbare gang van zaken laat zich traceren in de Gereformeerde Kerken in Nederland na 1892. Het gros van de kerken uit de Afscheiding en uit de Doleantie verenigde zich op basis van Schrift en belijdenis. De denkbeelden van dr. A. Kuyper over wedergeboorte en doop vormden een stoorzender. Het compromis van 1905 trachtte het katholiek-gereformeerde evenwicht te bewaren, al blijft het een wonderlijk in en uit redeneren.

In 1942/1943 slaat de balans eenzijdig door naar een kerkelijke canonisatie van Kuypers ideeën over verbond en doop, die ook nog eens dwingend kerkelijk worden opgelegd. Ik zie de Vrijmaking van 1944 dan ook als een opkomen voor katholieke breedheid. Al vrees ik dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt deze breedheid niet steeds wisten te bewaren.

Individualisering leidt tot versplintering. Er komt voortgaande individualisering uit voort. Allereerst als het gaat om de leer. In dit klimaat kunnen verschillen in accent uitgroeien tot complete geschillen. Persoonlijke theologieën kunnen een stempel gaan drukken op het kerkelijk leven. Ze dragen de kern van voortgaande groepsvorming in zich. Zonder dat men in de gaten heeft hoezeer het individualisme hier mede een rol speelt. Want ook kerkmensen zijn mensen van hun eigen tijd.

Bestaansrecht

Ga je kerkelijk uit elkaar, dan komt al gauw de vraag naar de ware en valse kerk in beeld. De Acte van Afscheiding (1834) typeert de Nederlandse Hervormde Kerk in haar geheel als valse kerk conform artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Van deze pretentie zijn de Christelijke Gereformeerde Kerken aanvankelijk niet vrij geweest. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt evenmin, al werd het daar nooit officieel uitgesproken. Tegelijk moet erkend worden dat er binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt wel degelijk over de eigen gemeenschap gesproken is als de enig ware kerk.

Hier merk ik aan de ultrarechtse kant van de gereformeerde gezindte een andere insteek. De Gereformeerde Gemeenten achten zichzelf een openbaring van het lichaam van Christus, de andere kerken latend voor wat ze zijn. Ik heb het vermoeden dat de eenzijdige focus op het persoonlijk heil en het daarmee samenhangende laagkerkelijk denken aan ultrarechtse zijde deze betrekkelijke onverschilligheid voor het ware of valse kerk-zijn bevordert.

Op zichzelf is de pretentie dat jij alleen de ware kerk bent in contrast met de kerk die je verlaten hebt, te begrijpen. Het heeft iets te maken met je eigen afzonderlijk bestaansrecht. Tegelijk werpt ze hoge barrières op. De ander is alleen welkom wanneer die jouw gelijk erkent.

Dan lijken de redeneringen erg confessioneel. Tegelijk gaat het om een vorm van kerkelijke individualisering. Er treedt een blikverenging op waarin je alleen nog maar het eigen gelijk ziet (al benoem je dat principieel heel anders). De exclusieve aandacht voor de eigen groep ten koste van de aandacht voor het grote geheel tekent het individualisme.

Ik denk dat het een versmalling is van het Bijbels-reformatorisch zicht op de kerk. Waar het Woord is, is de kerk. En niet waar het juiste kerkverband is, hoezeer kerkverbandelijk samenleven naar Bijbelse norm bij het kerk-zijn hoort. Met rechtlijnige redeneringen –hoe juist ook op zichzelf– laat een door de zonde geteisterde kerkelijke werkelijkheid zich niet vangen.

Belevingsklimaat

Gaan de wegen kerkelijk uiteen, dan geeft dat alle ruimte voor (de groei van) onderling wantrouwen. Ook zonder dat er kerkscheidende leeruitspraken worden gedaan. Er ontwikkelt zich een eigen kerkelijk klimaat. Waarin de beleving anders wordt dan in andere gemeenschappen van gereformeerde signatuur.

Ik begin met de hand in eigen boezem te steken. Mijns inziens zijn de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt na de Vrijmaking niet aan een zeker objectivisme ontkomen. Pas in de jaren 80 van de vorige eeuw zie je hier een correctie optreden. Was er wel genoeg aandacht voor het werk van Gods Geest? En hoe zat het met de vroomheidsbeleving?

De nadruk in andere kerken op zogeheten bevindelijk gereformeerde prediking heeft overigens evenzeer als stoorzender gewerkt. Naast Schrift en belijdenis heb je weer een eigenheid als meetlat ingevoerd. Met als gevolg wantrouwen van wat niet beantwoordt aan wat jij bevindelijk gereformeerde prediking acht. Nadruk op het eigen belevings­klimaat werkt blijvende afgrenzing in de hand.

En dan heb ik het nog niet eens over de praktijk van het kerkelijk leven, zoals het spraakgebruik, de liturgische vormen en gewoonten. Het bevordert de afstand en de vervreemding. Die kan zeer principieel verpakt worden. Terwijl ten diepste angst voor het niet-eigene meespeelt.

Kerkelijke eenheid in een tijd van individualisme. Het lijkt een utopie. Het daagt tegelijk uit om na te denken over de vraag hoe we de vele stoorzenders zouden kunnen benaderen. Met als eerste aandachtspunt de verhouding tussen norm en historie.

De Bijbelse norm lijkt mij duidelijk. Eenheid in Gods kerk is geboden. Eén Heere, één geloof, één doop (Ef. 4:3) – en dus samen aan de ene avondmaalstafel. Met kerkelijke eenheid als uitdrukking van innerlijke eensgezindheid in de Heere.

Die norm landt echter niet in een blanco situatie. Je kunt niet voorbijgaan aan de kerkelijke werkelijkheid. De kerkgeschiedenis en de daaruit gegroeide feitelijke situatie zijn iets om rekening mee te houden.

Dat is overigens wat anders dan dat de kerkelijke geschiedenis medenormatief wordt. Daarmee bedoel ik: je leidt je legitimiteit als kerk mede uit het verleden af. Zo liep de weg van de Heere. En dat moet eerst door anderen erkend worden voordat we over kerkelijke eenheid gaan praten.

Ik acht die route niet alleen uitzichtloos. Ik vind die ook principieel onjuist. Beslissend moet zijn of je vandaag, hier en nu, oprecht gemeend met elkaar wilt buigen voor de waarheid van God. Wanneer je dat beseft, kun je ook rekening houden met wat historisch gegroeid is. Zonder rücksichtslos en met de botte bijl kerkelijke eenheid te forceren.

Bekering

In wil ook aandacht vragen voor wat de Schrift ons leert over de onderlinge saamhorigheid. Dat is het diepe besef dat je in Christus bij elkaar hoort en je daarom ook metterdaad kerkelijk hebt samen te leven. Enkeling en gemeenschap concurreren niet in het Bijbelse model, maar vormen daarin een sterke harmonie.

Dat vraagt mijns inziens om een omkering van denkrichting. Lees ik artikel 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis goed, dan is de tendens vooral: onderhoud de eenheid van Gods kerk. Niemand mag op zichzelf blijven, ieder moet zich bij de kerk voegen en haar eenheid onderhouden, in gehoorzaamheid aan Christus.

De blikrichting is dus juist gericht op het samen zijn en samen blijven. Dat zou kerken die met elkaar dezelfde belijdenis delen wel eens wat onrustiger mogen maken en wat minder introvert gericht. De gescheidenheid zou ons meer tot nood en tot schuld moeten zijn. Ik aarzel niet om hier de term bekering te laten vallen.

Dan ga je ook meer beseffen dat je als gereformeerden elkaar nodig hebt. Zonder elkaar ben je incompleet en dreigt het gevaar van scheefgroei en eenzijdigheid. Gereformeerd christen-zijn doe je sámen. Zodat je elkaars eenzijdig­heden kunt compenseren en corrigeren. Zodat –om maar iets te noemen– verbondsmatig en bevindelijk niet langer tegenpolen zijn, maar elkaar voor doorslaan in één richting behoeden. Om met elkaar het Bijbelse evenwicht te bewaren, onder beding van de genade van de Geest.

Daar komt bijdat dat de storm van de secularisatie over ons heen raast. We leven in een tijd van kerkverlating. Het is nog maar de vraag of wij als gereformeerde gezindte ons de luxe (!) van kerkelijke gescheidenheid nog lang kunnen permitteren. We hebben elkaar nodig om samen overeind te blijven. Maar ook om één geluid te laten horen in een godloze wereld: „…opdat de wereld gelove…” (Joh. 17:23). Het Bijbelse saam­horigheidsbesef krijgt pas een kans wanneer we ons door de Geest naar Christus laten brengen. Hij is niet alleen mijn Heiland. Hij is onze Heiland. Hoe meer ik oog krijg voor Hem, des te meer oog krijg ik voor de anderen.

Belijdenis

Dat brengt mij tot een laatste punt: eenheid in Gods kerk kan alleen eenheid in Gods waarheid zijn (vgl. Joh. 17:16-20). De katholiciteit van de kerk impliceert gezamenlijke gebondenheid aan de katholieke leer, die van Christus en van de apostelen. In concreto houdt dat voor gereformeerde kerken in: elkaar vinden bij de Drie Formulieren van Eenheid. Die geven een gezaghebbende samenvatting van de Bijbelse leer. Die belijdenis delen we met elkaar in de gereformeerde gezindte. Met als gezamenlijke overtuiging dat deze het meest recht doen aan de Bijbelse boodschap.

Waar oprecht wordt ingestemd met de belijdenis –als uitdrukking van de trouw aan Gods Woord– moeten de grenzen niet strakker getrokken worden dan de belijdenis het doet. Binnen het kader van Schrift en belijdenis zijn discussie en verschil van mening mogelijk. Eenzijdig de tweeverbonden­leer tot exclusief confessioneel uitroepen, is een verenging van de belijdenis. Er is ruimte op het speelveld van Schrift en belijdenis.

Overigens, gereformeerden kunnen kerkelijk moeilijk genoegen nemen met minder dan de gereformeerde belijdenis. Maar dat betekent nog niet dat je daarmee alle niet-gereformeerde kerken tot valse kerk of zo verklaart. Ook al is volledig kerkelijk samenleven niet mogelijk, er zijn situaties dat je het werk van God ergens anders royaal en voluit hebt te erkennen.

De auteur is gereformeerd vrijgemaakt predikant te Smilde. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die hij 
gisteravond hield aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer