Van kandidaat naar proponent in de PKN
APELDOORN – In de Protestantse Kerk in Nederland raakt de aanduiding ”kandidaat” voor een persoon die beroepbaar is, in onbruik. Blijkbaar volgt het spraakgebruik de Protestantse Kerkorde (PKO), die maar één term kent voor beroepbare studenten in de theologie: proponent.
Dr. P. van den Heuvel, kerkrechtdeskundige in de Protestantse Kerk en nauw betrokken bij de samenstelling van de PKO, is duidelijk: de kandidaat tot de heilige dienst komt in de PKO niet meer voor. „De aanduiding proponent klinkt ouderwets, maar is wel duidelijk. Er klinkt het woord ”proponeren” –voorstellen– in door. Een proponent stelt zich namelijk als beroepbaar voor aan de gemeenten.”
Ook in de Hervormde Kerkorde van 1951 kwam de aanduiding proponent voor, meldt dr. Van den Heuvel. „Letterlijk staat er in ordinantie 7-19-1 van de Hervormde Kerkorde: „Degene die na het colloquium is toegelaten tot de Evangeliebediening wordt bevoegd verklaard als proponent te staan naar het ambt van dienaar des Woords en ontvangt het testimonium van candidaat tot de Heilige Dienst.” In het gewone spraakgebruik werd een proponent dus een kandidaat genoemd.”
In de Protestantse Kerkorde, die in 2004 werd ingevoerd, verdween de term kandidaat helemaal ten gunste van de aanduiding proponent. In het zogenoemde Romeinse artikel XV-5 van de PKO staat nu dat een student in de theologie, na het afleggen van de daartoe bestemde belofte, het recht krijgen „om als proponent te staan naar het ambt van predikant.”
Dr. Van den Heuvel: „We deden dat ook omdat in de theologische opleiding het kandidaatsexamen inmiddels verdwenen was. Het gebruik van de aanduiding kandidaat zou dus voor verwarring kunnen zorgen, en dat wilden we voorkomen. Bovendien: de term is al in de tijd van de Dordtse Kerkorde te vinden.”
Hoe de aanduiding van die studenten in de theologie is die geen proponent zijn maar wel in kerkdiensten mogen voorgaan, weet dr. Van den Heuvel niet. „Daar is, voor zover ik weet, geen officiële benaming voor. Ze hebben in het kader van hun opleiding toestemming om in kerkdiensten voor te gaan, een zogenaamd preekconsent, maar ”consenthouders” lijkt me ook geen fraaie aanduiding.”