Vrededag
Lukas 19:42b
„Hetgeen tot uw vrede dient.”
Van deze allerkostelijkste en gelukzaligste vrede wenst de Zaligmaker hier heel ernstig dat toch Jeruzalem en het Joodse volk zouden bekennen, ook op deze hun dag, wat tot hun vrede dient. Onder wat tot hun vrede dient, verstaat de Heiland hier de volgende dingen: een juist gezicht op en belijdenis van hun zonden, van hun goddeloosheid, van het verderf en het zware oordeel Gods, dat voor hen naderbij was, een hartelijke droefheid, vreze, verlegenheid en verslagenheid daarover, en een diepe vernedering en verootmoediging voor God, Die zij door hun zonden vertoornd hadden; vervolgens een oprecht geloof, waardoor zij geheel uit zichzelf mochten gaan tot Gods genade en zo tot Hem, hun Verlosser en Zaligmaker, hun toevlucht mochten nemen. Ten slotte wenst Hij een ware en ongeveinsde bekering, waardoor zij hun zondige wegen geheel mochten verlaten.
Deze dingen waren het alleen die tot Jeruzalems vrede dienden. Daarom wenst de Heere Jezus hier dat zij de dingen die tot hun vrede dienden toch nog zouden bekennen. Dat wil zeggen: dat zij daarvoor nog eens verlichte ogen des verstands mochten krijgen, een recht zien en erkennen welke wegen en middelen voor hen nuttig waren om een tijdelijk en eeuwig verderf naar lichaam en ziel tijdig te ontvlieden en zo tot vrede en gelukzaligheid te komen. Mochten zij dan ogen om te zien en oren om te horen ontvangen!
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen
(”Biddagspredikatiën”, 1787)