Reliseculieren
Het was een lang telefoongesprek. Ik had hem een tijd niet gesproken. De gezondheid van zijn vader was sterk verslechterd. Zodra hij het bericht kreeg, boekte hij een vlucht van Amerika naar India. In India had hij enkele weken aan het bed van zijn stervende vader verkeerd. Vader was vredig heengegaan. Voor iedereen die aan zijn bed kwam, had hij een woord en een glimlach. Het waren goede weken geweest. Ze hadden veel met elkaar gesproken. Hij hoopte de lessen die hij aan dit sterfbed had geleerd, nooit te vergeten. Nu was zijn vader in de hemel. Hij was verwonderd hoe God het zo had bestuurd dat hij deze weken bij hem kon zijn. Het vervulde hem met dankbaarheid. Er gebeurt toch niets bij geval.
Het was een intensief gesprek in onze woonkamer. De man vertelde over zijn zoektocht naar zijn werkelijke bestemming in het leven. Hij was een succesvolle ondernemer en investeerder. Maar de wereld van geld en snelle geforceerde groei en jacht naar ”exits” gaf hem geen bevrediging. Hij was op zoek gegaan naar zijn werkelijke roeping en hij had die eindelijk gevonden. Hij geloofde er heilig in dat alles bestuurd was. Niets gebeurt zomaar. Alles heeft een bedoeling.
Onverwachts belde hij op mijn mobiel. Hij was directeur van een bloeiende onderneming in de zorg. Het bedrijf was door hem van de grond af opgebouwd. Ooit was hij begonnen in een oude school, zonder geld. Nu zou hij met pensioen gaan. Zijn opvolger was benoemd. Hij zou nog een tijdje aanblijven om een goede overgang mogelijk te maken en dan zou hij eindelijk tijd hebben voor zijn vrouw.
Het liep anders. „Ik ben gezegend met prostaatkanker”, vertelde hij half bitter, half ironisch. Een gesprek volgde. Over hoe de dingen toch zo anders kunnen gaan dan een mens verwacht. „Zo zie je maar, Laurens”, zo besloot hij ernstig: „de mens wikt, God beschikt.”
Hij zat aan de eettafel; een schim van de man die hij enkele weken geleden nog was. De ziekte had hem in korte tijd gesloopt; hij hijgde nu naar het einde. Hij was een geslaagde zakenman. Nog maar twee maanden geleden was hij gestopt met werken, hoewel hij de zeventig ruimschoots was gepasseerd. Slechts enkele weken daarna had zich een agressieve kwaadaardige ziekte geopenbaard. „Nee, ik ben niet bang om te sterven”, zo sprak hij, ons recht in de ogen kijkend. Hij had natuurlijk zijn gebreken, maar hij had het er in vergelijking met anderen niet slecht afgebracht. Hij zag er daarom niet tegenop om onze lieve Heer bij de hemelpoort te ontmoeten.
Wie zijn deze mensen die zo’n groot geloof hebben? De eerste groeide op als hindoe, maar doet nergens meer aan. De tweede heeft een geloof in het bovennatuurlijke dat zich nauwelijks laat omschrijven. De derde is rooms-katholiek opgevoed, maar niet meer kerkelijk. De vierde groeide op in een protestants kerkelijk meelevend gezin, maar ging na zijn huwelijk een andere weg.
„Mensen die aan God noch gebod doen, vormen in ons land een meerderheid en krijgen het steeds meer voor het zeggen. Daarbij groeit binnen die groep een echt antigodsdienstige stemming. De werkelijke strijd van kerk en christen moet nu gevoerd worden met het antigodsdienstige denken”, aldus het hoofdredactioneel commentaar in deze krant afgelopen zaterdag.
Daar zit veel waars in. Maar het is een deel van het verhaal. Er zijn bosjes mensen die alleszins religieus zijn, maar wat zij gemeen hebben met antigodsdienstige seculieren is dat zij een grondige afkeer hebben van absolute waarheidsclaims, van dogma’s, van orthodoxie, van het idee dat Gods geboden voor iedereen gelden, en van mensen die hun geloof menen te moeten ‘opleggen’ aan anderen.
God bestaat, o zeker. Maar wie Hij is kunnen we niet weten. Het doet er ook niet zo veel toe. „God wil zijn die wij willen dat Hij is”, zo menen deze reliseculieren.
Het werkelijke front bevindt zich tussen hen die geloven in de almachtige soevereine God Die Zich openbaart in en door Zijn Woord en zij die geloven in de god van hun verbeelding.
De auteur is directeur van een it-bedrijf. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl