Behandel uitkomsten eurorapport PVV met nodige voorzichtigheid
Het berekenen van de kosten van de euro is een ingewikkelde zaak. De uitkomsten van het PVV- rapport over de euro moeten dan ook met de nodige voorzichtigheid worden behandeld, betoogt prof. dr. Eelke de Jong.
De PVV heeft maandag het door haar gefinancierde rapport over de euro gepresenteerd. Sommige berekeningen suggereren dat het hebben van de euro ons het afgelopen jaar 45 miljard euro heeft gekost. Dat is 2700 euro per persoon.
Een terugkeer naar de gulden zou 51 miljard euro kosten. Omdat dit eenmalige kosten zijn, hebben we na een paar jaar de kosten alweer goedgemaakt. Voor Wilders is de keuze duidelijk. Even door de zure appel heen bijten en dan hebben we onze eigen gulden terug en geen onnodige kosten meer. Is het zo eenvoudig? En welke waarde moeten we aan de berekeningen toekennen?
Medicijn
Het bepalen van de kosten van de gulden of de euro is een ingewikkelde zaak. Het is het gemakkelijkst uit te leggen door de vergelijking te maken met de vraag of een bepaald medicijn werkt.
Om te bepalen of een medicijn werkt, zoekt men twee groepen mensen die zo veel mogelijk dezelfde kenmerken hebben. Dit heeft betrekking op zowel de gezondheidstoestand als leeftijd, gewicht, geslacht et cetera. De een krijgt het medicijn wel, de ander niet. Geen van beiden weet of ze nu wel of niet het actieve medicijn hebben gekregen. Door de resultaten te vergelijken en veel mensen in het onderzoek te betrekken, kan men nagaan of een medicijn werkt.
In de economie hebben we te weinig landen om een dergelijk experiment uit te voeren. Bovendien heeft elk land erg veel unieke kenmerken. In het PVV-rapport wordt de ontwikkeling in Nederland vergeleken met die van andere landen: Duitsland, Zweden, Zwitserland en Denemarken.
De 45 miljard euro is de schatting van de hogere consumptieve bestedingen in Nederland in 2011 als we dezelfde ontwikkeling als Zweden en Zwitserland zouden hebben gehad. De vraag is natuurlijk: Valt Nederland wel te vergelijken met Zwitserland en Zweden?
Beide laatstgenoemde landen hebben ook te lijden van de hoge waarde van hun munt. De Zwitserse centrale bank heeft miljarden verloren omdat hij tevergeefs heeft geprobeerd de waarde van de Zwitserse frank te drukken. Hier is geen rekening mee gehouden. Bovendien, waarom wordt in de tekst niet meer aandacht besteed aan Denemarken? De gepresenteerde tijdreeksen laten zien dat Denemarken vaak slechter presteert dan de andere landen.
Ten slotte, is 2011 wel een goed jaar om als representant voor de toekomst te gelden? Zou het niet mogelijk zijn dat in andere jaren Nederland het beter gedaan zou hebben? Kortom, op de gebruikte methode valt wel het een en ander af te dingen. Maar ik moet bekennen dat dat ook geldt voor andere methoden.
Geklaag
Betekent dit dat wat mij betreft dit rapport meteen de papierversnipperaar in kan? Dat gaat me te ver. Ik hoop dat duidelijk is dat de gepresenteerde cijfers en dergelijke met de nodige voorzichtigheid behandeld moeten worden.
Ook zijn er in het rapport verschillende ontwikkelingen aan de euro toegeschreven die er los van staan. Een voorbeeld is het Nederlandse streven om via lage kosten te concurreren. Dit heeft niets met de euro te maken. Dat deden we daarvoor ook al.
Wat ik goed aan het rapport vind, is het begin. Daarin wordt het kernprobleem van de euro uiteengezet, namelijk dat op dit moment Duitsland en Nederland structureel een overschot en de zuidelijke landen een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans hebben.
Dit komt doordat Nederland en Duitsland een hogere productiviteit hebben. Hierdoor verkopen we veel aan het buitenland. Als we de opbrengsten niet in het binnenland besteden, moeten we ze in het buitenland besteden. Dit is gedaan door te investeren in onroerend goed en staatsleningen in de landen die een tekort op de lopende rekening hebben.
Als we de gulden nog zouden hebben gehad, zou dit tot een opwaartse druk op de gulden hebben geleid en tot geklaag over een te harde munt. Bovendien was door de waardestijging van de gulden de waarde van de buitenlandse bezittingen (uitgedrukt in guldens) gedaald.
Nu hebben we de euro en dus niet het ‘nadeel’ van een harde munt. Hierdoor gaat het proces van schuldvermeerdering echter wel langer door. Als het misgaat, dan gaat het ook goed mis. Dit had voorkomen kunnen worden als men het advies had opgevolgd om eerst de arbeidsmarkten te liberaliseren voordat de euro als kroon op de integratie zou worden ingevoerd.
Samenvattend: het PVV-rapport levert niet het heilige getal over de kosten van de euro of de gulden. Hopelijk stimuleert het wel de politiek om de economische criteria voor een gezamenlijk munt serieus te nemen.
De auteur is hoogleraar international economie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.