„Wij horen hen in onze eigen taal spreken”
APELDOORN - Hoe buitenkerkelijk gericht is de dominee? Zes dienaren van het Woord over hun contacten buiten de kerk. En houdt dominee er in de preek rekening mee dat er buitenkerkelijken in de banken kunnen zitten?plattekst (u15,1,0(Ds. J. Driessen, predikant van de gereformeerde gemeente in Den Haag: „Je hebt enkele contacten in de informele sfeer, en je komt wel eens mensen tegen in het ziekenhuis. Zo ontmoette ik eens een mevrouw achter de toonbank; ze keek me aan en zei: „U bent toch die meneer die altijd bij die en die kwam in het ziekenhuis? U bad altijd met ons, dat vond ik zo mooi.” Wel moet ik zeggen dat de ruimte om in ziekenhuizen te lezen en te bidden in de loop der jaren minder is geworden. Vroeger werd er rekening mee gehouden als er een dominee op de zaal was.
In de preek probeer ik gewoon Nederlands te spreken. Ik houd niet bewust rekening met de eventuele aanwezigheid van een buitenkerkelijke. Den Haag is een kleine gemeente, je kent de mensen en je weet gauw genoeg of er buitenkerkelijken aanwezig zijn. Dat gebeurt bij hoge uitzondering. Buitenkerkelijken ontmoet je bij begrafenissen. Zeker daar probeer je zo eenvoudig mogelijk het Evangelie te vertolken.
Ik heb ervaren dat je in plattelandsgemeenten nog eerder een gesprek met buitenkerkelijken krijgt dan in de stad. Hier in Den Haag is het zo multicultureel, zo vanzelfsprekend dat je veertig, vijftig soorten religies hebt, dat je gewoon een van de vele groepjes bent. In Doetinchem hadden de mensen toch meer kennis van de Bijbel, zodat je er beter over kon spreken. Het leven is er traditioneler, dat scheelt toch wel.
Verder merk ik dat je als predikant een beetje op een eilandje leeft in je eigen gemeente. Het is maar zelden dat je buiten je gemeente en familiekring gesprekken hebt.”
Ds. T. C. Guijt, hervormd predikant in Giessendam-Neder-Hardinxveld: „In het ziekenhuis vraag ik altijd aan de medepatiënten van mijn pastorant of ze er bezwaar tegen hebben als ik met hen uit de Bijbel lees en bid. Sommigen willen niet, dan lees en bid ik alleen met mijn zieke gemeentelid. Anderen vinden het goed. Als ik hen daarna de hand druk, ontstaat er niet zelden een gesprek. Verder knoop je, als je buiten wandelt, wel eens een gesprek aan met buitenkerkelijken. Soms leidt dat tot indringende pastorale ontmoetingen, waarbij je mensen thuis opzoekt en de Schriften met hen opent.
In de preek probeer ik rekening te houden met onkerkelijken door praktische voorbeelden te gebruiken en de actualiteit erbij te betrekken. Gevaar is dan wel dat de actualiteit alleen in negatieve zin naar voren komt, bijvoorbeeld in de veroordeling van sportverdwazing (Tour de France, voetbalclubs uit de eredivisie). Daarom probeer ik met het oog op Israël positief naar voren te brengen hoe het volk door Gods hand teruggebracht is in het oude vaderland, en dat het door Gods trouw bewaard is gebleven voor uitroeiing.”
Dr. C. P. Kleingeld, predikant van de vrije gereformeerde kerk in Wolvega: „Wolvega ligt in de Stellingwerven, waar de sfeer nog steeds bepaald wordt door het socialisme van Domela Nieuwenhuis. Jarenlange evangelisatie heeft dan ook geen blijvende resultaten afgeworpen. Als predikant heb ik nauwelijks contacten met buitenkerkelijken. Ik denk ook niet dat de predikant de eerst aangewezene daarvoor is. Contacten moeten op de werkvloer worden gelegd, ”leringen wekken, maar voorbeelden trekken”. Openheid naar buitenkerkelijken moet er vooral komen in het voorbeeld van individuele christenen.
In de preek houdt ik in de eerste plaats rekening met mijn eigen gemeente. Gemeenteleden moet ik aanspreken op hun christenzijn, dat kan met een buitenkerkelijke niet. Paulus maakte het verschil al in zijn werk.”
Ds. D. Quant, christelijk gereformeerd predikant in Eindhoven: „Door de jaren heen heb je als predikant van tijd tot tijd serieus contact met buitenkerkelijken, bijvoorbeeld door een aparte catechese of een gesprekskring in verband met ’gemengde’ verkeringen. De laatste tijd merk ik dat door de eigen website van onze gemeente er soms contact met een buitenkerkelijke totstandkomt. Dat leidt tot onderling gesprek, via e-mail of op de studeerkamer.
In de preek probeer ik het taalgebruik van de dienst zo dicht mogelijk bij het ’normale’ Nederlands te houden. Merk je dat er gasten in de dienst zijn, dan betrek je ze, bijvoorbeeld in de gebeden, er uitdrukkelijk bij. Een welkomstcommissie en de mogelijkheid tot gesprek na de dienst vormen hiervan onderdeel. Verder is in onze gemeente afgesproken dat we extra rekening houden met buitenkerkelijken in diensten waar je ze verwacht (doop-, trouw-, rouw-, belijdenisdiensten). Hand. 2:11 is maatgevend: „Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.” Kerkelijke geheimtaal dus zoveel mogelijk vermijden.”
Ds. C. van Duijn, hervormd predikant in Amsterdam: „Voor ons is buitenkerkelijk een heel bekend begrip. Iemand schreef eens dat je de aanduiding ”buiten” ook op christenen zou kunnen toepassen: die zijn namelijk buitenmaatschappelijk. Vooral in de Vroege Kerk kwam duidelijk naar voren dat christenen vreemdelingen, buitenstaanders waren. Ondertussen waren die buitenstaanders geen kluizenaars maar probeerden zij juist contact te krijgen met hun niet-gelovige omgeving, om zo het Evangelie te kunnen delen. Ik denk dat onze situatie steeds meer gaat lijken op die van de Vroege Kerk. Daarom is de vraag of er contacten zijn met buitenkerkelijken eigenlijk een overbodige vraag. Uiteraard, want je leeft als christelijke minderheid te midden van een niet-christelijke meerderheid.
Contacten met buitenkerkelijken zijn leerzaam en confronterend. Buitenstaanders kunnen soms heel wezenlijke vragen stellen. Je gaat door hun ogen je eigen situatie bekijken en komt erachter dat het best moeilijk is om als buitenstaander te begrijpen wat er binnen allemaal gebeurt.
Tijdens de preek ben je erop geconcentreerd dat mensen die zomaar binnen stappen of zoekers aangesproken zullen worden. Maar de inhoud van het Evangelie mag je nooit aanpassen. Voor de vormgeving waarin wij de boodschap verpakken zijn we natuurlijk wel verantwoordelijk. De dingen eenvoudig zeggen zodat ze voor een nieuwkomer te volgen zijn, is wat anders dan in simpelheid vervallen.”
Ds. H. de Jong, Nederlands gereformeerd emeritus predikant, Zeist: „Mijn buitenkerkelijke kennissen, die ik net als iedereen heb, weten van mij dat ik het als predikant tot mijn eerste taak reken degenen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen zo goed mogelijk met het Evangelie te verzorgen. Dit betekent dat ik bij mijn preken niet in de eerste plaats rekening houd met hen die buiten staan. Het is de taak van de voorganger de gemeente te verzorgen en het is vervolgens de taak van de gemeente (waartoe trouwens de voorganger zelf ook weer behoort) het licht van het Evangelie de wereld in te laten schijnen.
Christen zijn is geen eenvoudige zaak in deze tijd. Vorming en training zijn daarvoor nodig. De kostbare momenten dat de gemeente bij elkaar onder het Woord is, moeten zo goed mogelijk worden benut. Wel dient de verkondiging helder te zijn en goed te volgen voor wie dat echt wil. Van belangstellenden die daar bij komen zitten, mag enige inspanning worden gevraagd. Met een te kinderachtige prediking beledig je hen.”
Dit is het tweede deel in een drieluik over buitenkerkelijken. Vrijdag deel drie: gesprek met prof. dr. G. C. den Hertog.