Ingenieur geniet van staal en beton
Ingenieurs hebben een eigenaardige afwijking. Waar anderen genieten van ongerepte natuur, plantjes en vogeltjes, vergaapt een ingenieur zich aan beton, staal en techniek.
Dat ingenieurs niet alleen tegenwoordig prestaties van formaat leveren, blijkt wel uit het boek ”Heldendaden van de ingenieur”. Het 125-jarig bestaan van tijdschrift De Ingenieur was kennelijk een uitgelezen moment om de oude jaargangen eens door te spitten en de originele artikelen voor het voetlicht te brengen.
Auteur Henk Tolsma trapt af met een hoofdstuk over ingenieur Lely, de bedenker van de Zuiderzeewerken. „De lengte van de afsluitlijn Noord-Holland-Friesland bedraagt ongeveer 7 uur gaans, terwijl de lengte der kust van de Zuiderzee tusschen de beide eindpunten dezer afsluitlijn ongeveer 52 uren gaans bedraagt”, zo schrijft Lely in 1887. Nauwkeurige laser- en satellietmetingen bestonden nog niet.
De Ingenieur opende in 1914 met een wijdlopig artikel over het 75-jarig bestaan van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Het exploiteren van spoor bleek in die tijd een winstgevende business. „In 1903 waren de exploitatiekosten 12,6 millioen gulden en de bruto-opbrengsten 1,5 maal dat bedrag, dus 18,9 millioen gulden.” Het leverde deelnemers 4 procent dividend op.
Met dat spoor is overigens iets merkwaardigs aan de hand. De lengte ervan neemt af van 3624 kilometer in 1920 tot een krappe 3000 kilometer in 2010. De reden? „Na 1920 overvleugelt de auto de trein”, concludeert Tolsma.
De opmars van de auto noodzaakte de regering zich te bezinnen op een rijkswegenplan dat zou voorzien in een landelijk netwerk van snelwegen. Dat plan kwam er al in 1915 dankzij de vooruitziende blik van Lely, toen minister van Waterstaat. Door geldgebrek en oorlogsdreiging verdween het echter van tafel. Pas in 1928 pakte Rijkswaterstaat het plan weer op, en acht jaar later werd het eerste stuk A12 geopend tussen Voorburg en Zoetermeer.
Ook vliegtuigfabrikant Anthony Fokker komt aan het woord. In een artikel uit 1925 gaat hij in op de vooruitgang in de vliegtuigbouw. Haalde een vliegtuig in 1906 een snelheid van slechts 41,3 kilometer per uur, in 1925 is dat al zo’n 450 kilometer per uur – een vertienvoudiging in nog geen twintig jaar.
In chronologische volgorde stelt Tolsma een veelheid aan technische mijlpalen aan de orde. Daarbij passeren onder meer Hoogovens, Philips, De Staatsmijnen, de kerncentrale van Borssele en chipfabrikant ASML de revue.
Opvallend is verder dat ingenieurs vanaf eind jaren 50 ook oog krijgen voor het milieu. Zo werden er in 1957 al vervuilingsproeven gedaan, meldt een artikel over de aanleg van hoogspanningleidingen in Nederland uit 1965.
In met name de oudere artikelen uit De Ingenieur klinkt een soort optimistisch vooruitgangsgeloof door: ingenieurs beheersen mens en natuur en gaan daarmee de wereld verbeteren. Een interview uit 1995 met Friso van Oranje –ook een ingenieur– ademt echter een andere geest, meer een van ”We moeten roeien met de riemen die we hebben.” Het geld is meer en meer een beperkende factor geworden.
Tolsma blijft niet in pure nostalgie steken, maar legt voortdurend het verband met het heden. Daarmee voorkomt hij dat zijn boek het karakter krijgt van een papieren museum. Nu is het vooral een ode aan het technisch kunnen van de ingenieur.
Boekgegevens
”Heldendaden van de ingenieur. Een keuze uit 125 jaar spraakmakende techniek”, door Henk Tolsma; uitg. Veen Magazines, Diemen 2011; ISBN 978 9085 710 77 6; € 26,90.