Droefheid
Mattheüs 5:4a
„Zalig zijn die treuren…”
Wat is de rechte Evangeliedroefheid over de zonde? De tranen van Maria Magdalena waren vrijwillig: „Zij stond achter aan Zijn voeten wenende” (Luk. 7:38). Zij kwam bij Christus met zalf in haar hand, met liefde in het hart en met tranen in haar ogen. God heeft een vrijwillige offerande lief. Afgeperste tranen zijn Hem niet aangenaam. De evangelische droefheid is geestelijk, wanneer wij namelijk meer over de zonde dan over de straf wenen. Farao zegt: „Neem de plaag weg”, maar nooit dacht hij eens aan de plaag van zijn hart. Een zondaar weent omdat de straf de zonde op de hielen volgt. Maar David roept uit: „Mijn zonde is steeds voor mij” (Ps. 51:5). God had gedreigd dat het zwaard van zijn huis niet zou wijken. David zegt echter niet: „Dat zwaard is steeds voor mij”, maar: „Mijn zonde is steeds voor mij!” De misdaad tegenover God ontroerde hem. Hij was meer ontsteld over het verraad dan over de bloedige bijl. Hetzelfde deed de verloren zoon (Luk. 15:21): „Ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u.” Hij zegt niet: „Ik verga van honger”, maar: „Ik heb tegen mijn vader gezondigd.” Wanneer wij over de zonde treuren omdat de zonde ons afhoudt van de hemelse wandel, dan is dat een evangelische droefheid.
Thomas Watson, predikant te Londen
(”De zaligsprekingen”, 1675)