Hoogleraar kindermishandeling: Opvoedingsondersteuning breder inzetten
AMSTERDAM – Waarom mishandelt een ouder zijn kind? Dat is een vraag die dr. Lenneke Alink fascineert. Meer onderzoek hiernaar heeft de psychologe hoog op haar verlanglijst staan. Donderdag gaat ze als bijzonder hoogleraar kindermishandeling aan de slag.
Mishandeling en verwaarlozing van kinderen heeft al jaren de aandacht van Alink. Ze is hoofd van het onderzoekscluster kindermishandeling op de afdeling algemene en gezinspedagogiek van de Universiteit Leiden. Vanaf morgen combineert ze die functie met een deeltijdbaan aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, waar ze de nieuwe leerstoel ”Voorkomen, gevolgen en aanpak van kindermishandeling” bekleedt.
„In Nederland wordt weinig goed wetenschappelijk onderzoek gedaan op het gebied van kindermishandeling”, zegt Alink. „Zeker binnen de pedagogiek zou het een centraal thema moeten zijn. Daarom hebben we in Leiden een onderzoekscluster op dit terrein opgezet, dat nu wordt uitgebreid naar de VU. Wat mij onder andere fascineert is waarom sommige ouders hun kinderen mishandelen. Daarover weten we nog weinig.”
Wat is er wél bekend over de reden van kindermishandeling?
„Het gaat meestal om een samenspel van factoren. Ouders wíllen hun kinderen meestal wel goed opvoeden, maar om allerlei redenen lukt het niet. Het is vaak geen onwil, maar onvermogen. Gelukkig is er een groep ouders die openstaat voor hulp en extra begeleiding. Het gaat dan bijvoorbeeld om het leren herkennen van en reageren op signalen van het kind. Denk ook aan het beter omgaan met stress die een kind bij ouders oproept. Als ze er niet in slagen die goed te hanteren, kan dat leiden tot mishandeling of verwaarlozing.”
Wat zijn de belangrijkste risicogroepen?
„Uit onderzoek blijkt dat de kans op mishandeling relatief groot is bij laag opgeleide en werkloze ouders. Vooral een combinatie van deze factoren, waarbij de omgeving weinig steun biedt, verhoogt het risico. Een andere risicofactor is dat ouders zelf als kind mishandeld zijn. Al is het ook van belang om te zeggen dat het bij die categorie gelukkig vaker goed gaat dan fout. En dat lichamelijk en psychisch geweld en verwaarlozing eveneens buiten de genoemde groepen plaatsheeft. Het is doorgaans moeilijk te voorspellen in welk gezin het mis gaat.”
Hoe ver strekken de gevolgen van mishandeling?
„De gevolgen kunnen zeer groot zijn. We weten bijvoorbeeld dat slachtoffers een groter risico lopen op verschillende vormen van psychische ziekten zoals depressie en angst, maar ook op antisociaal gedrag.”
U richt zich op voorkomen, gevolgen en aanpak. Waar ligt de focus?
„Belangrijk vind ik vooral het voorkomen van kindermishandeling. Er zijn in Nederland weinig preventiemethoden waarvan het effect is gemeten. Het is van belang om te weten welke aanpak werkt zodat die gericht kan worden ingezet. Een van de weinige onderzochte werkwijzen hebben we in Leiden ontwikkeld. Daarbij wordt de interactie tussen ouder en kind gefilmd. Een hulpverlener bespreekt de beelden met de opvoeders, zodat ze beter zicht krijgen op de manier waarop ze reageren en welk effect dat heeft op hun kind.”
Wat is nodig om kindermishandeling vroegtijdig te signaleren en aan te pakken?
„Allereerst dat er bij mensen die met kinderen werken voldoende kennis is over signalen. Leids onderzoek heeft aangetoond dat professionals in de afgelopen jaren beter zijn geworden in het signaleren van verschillende vormen van kindermishandeling, maar er is meer nodig. Om het probleem goed te kunnen aanpakken hebben we preventieve methoden nodig waarvan we weten dat ze werken.”
Hoe kunnen ouders in de gevarenzone vroeg genoeg worden bereikt?
„We moeten ons niet blindstaren op specifieke risicogroepen, maar ons richten op bredere inzet van opvoedingsondersteuning. In sommige landen gebeurt dat al. Het zou goed zijn erover na te denken in welke vorm we zoiets in Nederland kunnen organiseren.
Als je alle ouders opvoedingsondersteuning biedt, heb je meer mogelijkheden om degenen die extra hulp nodig hebben eruit te pikken. Intussen zitten opvoeders die een cursus volgen niet bij voorbaat in het verdachtenbankje.”
Welke rol ziet u op preventiegebied weggelegd voor kerken?
„Ik denk dat kerken in veel gevallen een grote rol kunnen spelen in het signaleren van problemen en het bieden van steun. Uit onderzoek weten we hoe belangrijk het is om hulp vanuit de omgeving te hebben, zeker als een gezin met veel problemen te maken krijgt.”