Genadeloon
Mattheüs 5:1
„En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg.”
Christus’ dienaars moeten, naar het voorbeeld van hun Heere en Meester, alle gelegenheden om goed te doen, benutten. Niet alleen met betrekking tot de eer van God, maar ook ten aanzien van hun eigen troost. Wat een triomf en oorzaak tot blijdschap is het wanneer een dienaar van Christus op zijn sterfbed zeggen kan: „Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen” (Joh. 17:4). Ik heb handel gedreven en zielen gewonnen.
Als een dienaar van Christus komt tot de berg Gods, de berg der hemelse heerlijkheid, wat zal het dan een grote troost voor hem zijn dat hij zo vaak op de predikberg geweest is. Wanneer er blijdschap is bij de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert (Luk. 15:10), wat zal dan een dienaar van Jezus Christus zich in de hemel verblijden over de zielen tot wier bekering en zaligheid hij een middel geweest is. Iedere bekeerde zondaar is een nieuw lid aan Christus’ lichaam en een parel aan de kroon van een dienaar Gods. Daniel 12:3: „De leraars nu zullen blinken (niet als lampen of kaarsen), maar als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk.” God zal hen belonen, niet naar hun vorderingen, maar naar hun ijver (Chrysostomus).
Thomas Watson, predikant te Londen
(”De zaligsprekingen”, 1675)