Opinie

„Een paar schoenen” in het boek Amos

Bij de profeet Amos is te lezen dat in het Israël van zijn dagen arme mensen verkocht werden „om een paar schoenen.” Gods oordeel over die praktijk, en over andere vergrijpen, was onontkoombaar: „Alzo zegt de Heere: om drie overtredingen van Israël en om vier zal ik dat niet afwenden; omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen, en de nooddruftige om een paar schoenen” (Amos 2:6). Hoe moet je het slot van deze zin opvatten? In het tijdschrift Vetus Testamentum (jaargang 62, 2012, aflevering 1) komt Avi Shveka van de Katholieke Universiteit Leuven met een nieuw voorstel.

27 February 2012 11:21Gewijzigd op 14 November 2020 19:35

Volgens hem hebben uitleggers tot nu toe verzuimd om de tekst te lezen tegen de achtergrond van een overgeleverde Hettitische wet. Deze wet zegt dat wie een gevluchte slaaf vlak bij zijn diensthuis te pakken krijgt en naar zijn meester terugbrengt, als beloning schoenen ontvangt. Wie de slaaf arresteert op grotere afstand van zijn vroegere werkplek ontvangt een bedrag in zilver dat in grootte oploopt naar gelang de afstand toeneemt.

Op basis van deze oude Hettitische wet stelt Shveka voor om het laatste deel van Amos’ vers op te vatten als een veroordeling van het terugbrengen van een gevluchte slaaf. Dat zou inhoudelijk aansluiten bij Deuteronomium 35:15, waaruit blijkt dat de Israëliet een gevluchte slaaf niet weer bij diens vroegere meester mocht terugbrengen.

Amos spreekt hier ook over het verkopen van „de rechtvaardige voor geld.” Dat leest Shveka zo: een onschuldig iemand vanwege diens financiële schulden (”voor geld”) tot slaaf maken. Maar als dat de juiste lezing is en als ”voor geld” betekent ”vanwege schulden”, waarom zou dan ”om een paar schoenen” niet kunnen betekenen: ”vanwege schulden ter grootte van een paar schoenen”? Dan verwijst het vers niet per se naar het uitleveren van een weggevluchte slaaf.

De uitdrukking over de schoenen komt ook voor in Amos 8:6. Hier zijn het graanhandelaren die eropuit zijn „de armen voor geld te mogen kopen en de nooddruftige om een paar schoenen.” Shveka legt het zo uit dat de handelaren arme mensen wegens hun uitstaande schulden tot slaaf willen maken. De schoenen ziet hij echter niet als een concreet voorbeeld van onbetaalde schuld. Die hebben volgens hem ook hier weer te maken met het terugbrengen van een weggelopen slaaf. Dat brengt hem tot een wat gekunstelde uitleg: de graanhandelaren van Amos 8 zijn al vooruit aan het denken over hun arme slachtoffers: „als deze mensen zullen proberen aan slavernij te ontkomen (…) dan zullen zij [de handelaren] in staat zijn hen weer in handen te krijgen voor een prijs die zo laag is als een paar schoenen.” Shveka’s verwijzing naar de Hettitische wet levert interessant vergelijkingsmateriaal op, maar de toepassing op Amos roept ook vragen op.

Het laatste hoofdstuk van het boek Amos kondigt de wederoprichting aan van „de vervallen hut van David” (9:11). In het Westminster Theological Journal (jaargang 73, 2011, aflevering 2) pleit John Anthony Dunne, promovendus aan de universiteit van St. Andrews, ervoor om deze hut op te vatten als de tempel of als de stad Jeruzalem met de tempel. Deze uitleg ligt op het eerste gezicht minder voor de hand, ook al is „de vervallen hut van David” een betekenisrijke uitdrukking waarin op grond van 2 Samuël 7 diverse betekenissen van ”huis” beluisterd kunnen worden.

Op 7 maart 1277 veroordeelde de bisschop van Parijs, Étienne Tempier, 219 stellingen van filosofische en theologische aard. Veel van deze stellingen waren geïnspireerd op radicaal aristotelisch gedachtegoed en het is goed te begrijpen dat Tempier reden zag voor veroordeling. In de stellingen kwam een denkwijze aan het woord die onverenigbaar was met Gods voorzienigheid en almacht, het scheppingsgeloof en de menselijke verantwoordelijkheid.

Wat volgens Sylvain Piron echter tot nog toe weinig begrepen is, is de manier waarop Tempier de 219 stellingen ordende. Piron, die verbonden is aan École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs, legt in het tijdschrift Recherches de Théologie et Philosophie médiévales (jaargang 78, 2011, aflevering 2) uit waarom het traditionele idee herziening verdient dat Tempiers lijst slechts een „chaotische verzameling van onsamenhangende stellingen” is. Piron erkent dat de ordening veel te wensen overlaat, maar hij ziet in het grote middenstuk van de oorspronkelijke lijst een duidelijke rangschikking van negen thema’s op volgorde van belangrijkheid. Eerst wordt er over God gesproken, dan over de engelen, de wereld, de ziel, en ten slotte over geloof en zeden. De bonte samenstelling van het begin en het slotdeel heeft mogelijk te maken met de gevolgde procedure en andere praktische factoren. Tempier en zijn adviseurs werkten dus niet louter in het wilde weg en zij verwierpen meer dan een aantal losse stellingen: een alternatieve wereldbeschouwing.

Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer