Palestijnse christen is checkpoints moe
De Westelijke Jordaanoever telt nog zo’n 45.000 christenen, maar hun aantal neemt af. Dat heeft soms minder met vervolging te maken dan met het feit dat Palestijnse christenen de checkpoints in het verdeelde land niet meer kunnen luchten of zien.
Als Samir Qumsieh eenmaal begint te praten over de situatie van christenen op de Westelijke Jordaanoever is er geen houden meer aan. Alles en iedereen moet het ontgelden, van Israël en de Palestijnse Autoriteit tot zijn eigen Grieks-Orthodoxe Kerk en de patriarch. De eigenaar van een christelijk tv-station in Bethlehem grabbelt mapjes met foto’s bij elkaar op zijn bureau, print artikelen uit, zet bestanden op de mail: alles om aan te tonen dat christenen in een uitermate lastig parket zitten waarin ze door niemand worden gesteund.
„Hier, deze christelijke vrouw wilde haar huis niet uit en werd toen mishandeld”, zegt hij terwijl hij foto’s van een toegetakeld lichaam laat zien. Hij grijpt naar andere foto’s waarop een jongen met striemen op zijn rug staat afgebeeld. „Dit is mijn zoon. Ook geïntimideerd en geslagen.”
En dat is nog maar een tipje van de sluier. Hij tovert beelden op zijn scherm tevoorschijn. „Hier, foto’s van de Geboortekerk zonder kruis erop. Die koeien van een souvenirverkopers willen het nog in hun zaak hebben ook. En dit, dit is het logo van voetbalclub FC Barcelona, maar dat mag hier alleen zonder het kruis vertoond worden. Ik verzeker je: christenen worden op honderden manieren geïntimideerd.”
Nu weet Qumsieh wel waarover hij praat. Hij is directeur en eigenaar van het station Al-Mahed-tv ofwel Geboorte-tv, „het enige christelijke tv-station in het Heilige Land”, zoals hij zelf zegt vanachter een groot bureau in zijn kantoor in Bethlehem.
In 2010 moest zijn station op last van de Palestijnse Autoriteit de deuren sluiten. Inmiddels wordt er weer uitgezonden, maar de situatie blijft uiterst precair. Nog altijd balanceert het station op de grens van bankroet: zoals het er nu naar uitziet, moet Qumsieh volgende week, per 1 maart, opnieuw noodgedwongen de deuren sluiten.
De directeur draagt daar ongetwijfeld zelf aan bij door zijn geharnaste opstelling. „We zitten als een sandwich tussen de twee ijzers van judaïsme en islamisme. Andere christenen zullen wel andere dingen zeggen, maar die zijn bang. Bang voor de westerse geldstromen die hun organisaties krijgen. Ze mogen natuurlijk niets slechts over Israël zeggen. En ze zijn bang voor de islam, wat nog te begrijpen is. Die zogenaamde Arabische lente, dat noem ik een desastreuze herfst. Nog even en we zijn als christenen totaal verdwenen.”
Geschenken
Volgens ds. Alex Awad, voorganger van een baptistengemeente in Oost-Jeruzalem en betrokken bij het evangelicale Bethlehem Bible College, loopt dat echter zo’n vaart niet. „De Palestijnse Autoriteit zegt vaak: Verlaat het land niet, jullie christenen zijn hier nodig. Gisteren kwamen er nog vertegenwoordigers van de Palestijnse overheid langs, ze hadden geschenken meegebracht. Ze zeiden: Als er een probleem is, laat het ons weten.”
Vervolging van islamitische zijde is er simpelweg niet op de Westelijke Jordaanoever, zegt ds. Awad. „Eerlijke christenen kunnen niet zeggen dat ze hier worden vervolgd. Het zit hem meer in de dingen eromheen. Het karakter van de islam is luid, agressief, dominerend en intimiderend. Als ik de muezzin luid tot gebed hoor oproepen waardoor ik niet eens normaal met mijn vrouw kan praten, raak ik geïrriteerd. En als christen kan ik niet vragen om het zachter te doen: ik ben bang voor het antwoord van de meerderheid.”
Die meerderheid piekert er intussen niet over om het geluidsniveau aan te passen, zo blijkt bij de Geboortekerk in Bethlehem. De kerk heeft, zeer symbolisch, een onooglijke ingang. Volwassen mensen kunnen er alleen gebukt naar binnen. Veel opvallender is het gebouw aan de andere kant van het plein: de flink uit de kluiten gewassen Omarmoskee, met minaretten die hoog boven de Geboortekerk uittorenen. Voor de deur van de moskee hangt een meer dan levensgroot portret van Yasser Arafat. Als het tijd is voor het gebed, schalt de oproep op volle sterkte over het plein. Een luidende kerkklok verbleekt er totaal bij.
Besnuffeld
Toch zijn dat nog niet eens de zaken die christenen ertoe bewegen om het land te verlaten, blijkt in diverse gesprekken. Zo heeft ds. Awad in de praktijk meer last van wat Israël doet, zegt hij zelf. „Elke dag zijn er weer de checkpoints. Soms gaat het passeren heel snel, maar andere keren is de rij heel lang en moet alles en iedereen besnuffeld worden.”
Palestijnse christenen voelen zich niet anders dan andere Palestijnen, benadrukt de voorganger. „Israël zegt echt niet: O, dit is een christelijk huis, dat vernietigen we niet. Bezetting is voor christenen evenmin makkelijk, het is onderdrukkend en repressief. Voor mij maakt het dan niet uit wélk land zich daar schuldig aan maakt.”
Het is deze ambivalente houding jegens Israël die de relatie met Messiaanse Joden in Israël danig onder druk zet. Ds. Awad is betrokken bij een conferentie die over ruim een week van start gaat in zijn Bethlehem Bible College. Messiaanse Joden lieten deze week bij voorbaat hun ongenoegen blijken over de conferentie, die de titel ”Christ at the Checkpoint” heeft meegekregen. De conferentie zou anti-Israëlisch en on-Bijbels van karakter zijn.
Maar ds. Awad wil niet dat zulke beschuldigingen leidend zijn in het onderlinge gesprek. „Pas nog sprak ik op uitnodiging voor een Messiaanse gemeente. Die gemeente en mijn eigen gemeente zijn als zusters. We nodigen elkaar uit, en daar zijn heel veel voorbeelden van te geven. Onze eenheid in Christus mag niet beschadigd worden door politieke en theologische inzichten.”
En dat hóéft ook niet, is zijn ervaring. „Ik heb tegen mijn Joodse vrienden openlijk gezegd: Ik geloof niet dat de oorlog van 1948 een wonder van God was, en ik geloof het evenmin van de oorlog van 1967. Daarvoor waren de gebeurtenissen in die jaren vanuit mijn gezichtspunt te bloedig. Natuurlijk zijn zij dat niet met mij eens. Maar tegelijk erkennen we elkaar wél als broeders in Christus. Ik denk dat dit een goed model vormt voor hoe christenen over de hele wereld met verschillen kunnen omgaan. Echte verzoening is mogelijk als mensen het erover eens zijn dat ze het ook met elkaar oneens mogen zijn.”
Oververhit
Hoe Israël te beoordelen? Die vraag speelt voor iedere Palestijnse christen een rol, of hij het nu leuk vindt of niet. Maar ook de houding die christenen wereldwijd aannemen, is van belang. Nashat Filmon, directeur van het Palestijns Bijbelgenootschap, merkt dat de meeste christenen in de rest van de wereld partij kiezen voor Israël zonder zich verder al te veel om Palestijnse geloofsgenoten te bekommeren, vertelt hij in zijn kantoor in Beith Hanena, een dorpje even boven Jeruzalem. „Niemand komt op voor de christenen hier, terwijl de christelijke families hier al aanwezig zijn sinds de eerste dagen van het christendom.”
Filmon constateert dat christenen in de rest van de wereld vooral een oververhitte belangstelling voor Israël hebben. „Ik vraag me wel eens af wat voor de meeste christenen in Amerika en Europa nu het belangrijkst is: dat de profetieën over Israël vervuld worden op de manier zoals ze denken dat dat moet, of dat het deel van het lichaam van Christus dat onder moeilijke omstandigheden leeft, wordt gesterkt.”
Het is niet de taak van christenen om profetieën in vervulling te brengen, geeft Filmon zelf het antwoord. „Daar zorgt God voor. Als we voor de Rechter staan, wordt ons toch niet gevraagd hoe we hebben meegewerkt aan die vervulling? Volgens Mattheüs 25 wordt er gevraagd naar wie hongerigen en dorstigen te eten en te drinken heeft gegeven, en wie zieken heeft bezocht. Is dat niet het Koninkrijk van God, dat christenen elkaar ondersteunen? Ik moet zeggen: we zien dat maar bij heel weinig mensen.”
Autorijden
Intussen is er haast geen Palestijnse christen te vinden die géén negatieve ervaringen met Israël heeft. De checkpoints zijn nog maar het halve verhaal, zegt Filmon. „Zelf ben ik in Jeruzalem geboren. Mijn vrouw is ook geboren in Jeruzalem, maar heeft haar wortels in Ramallah. Zij heeft ieder jaar toestemming nodig om met mij te mogen leven – een proces dat jaarlijks al snel drie, vier maanden in beslag neemt. Zij mag bovendien niet zelf autorijden in Israël. Ze mag niet eens door Israël naar het vliegveld. Als we als gezin weg willen, moeten we via Jordanië reizen. Maar zij moet daar een andere grenspost nemen dan ik en onze twee kinderen.”
Een soepeler opstelling van Israël in de nabije toekomst ligt niet voor de hand, zeker niet na de Arabische opstanden. Die opstanden zijn voor een deel anti-Israël, zegt nota bene een van de leiders van Fatah, dr. Faisal Abushahla. „Palestina krijgt nadrukkelijk een rol in de politiek van Egypte en Tunesië. De landen van de Arabische lente gunnen ons een eigen land. Als er niet snel een oplossing komt, verzeker ik u dat Israël gaat verliezen. En dat de hele regio opnieuw in vuur en vlam zal staan.”
Wat die oplossing moet zijn, is voor Abushahla geen vraag. Alleen een snelle doorvoering van de tweestatenoptie kan een nieuwe geweldsexplosie nog voorkomen, denkt hij. „Als dat niet gebeurt, zie ik het somber in. Oorlog. Geweld. Militair verzet. Alle opties zijn dan weer open.”
Irritatie
In Israël en de Palestijnse gebieden wordt één ding duidelijk: hoe ingewikkeld de regionale situatie in het Midden-Oosten ook is, er lopen veel rode draadjes naar het Arabisch-Israëlische conflict.
In die complexe situatie moeten Palestijnse christenen zich staande zien te houden. Voor mensen als Nashat Filmon van het Palestijns Bijbelgenootschap is dat een uitdaging. Hij wil niet toegeven aan de irritatie die hij dagelijks ondervindt, maar kijkt liever naar de positieve kant: „Als christen kan ik de hand van een Jood vasthouden én de hand van een moslim. In de praktijk van elke dag vervul ik een brugfunctie. Maar ik zeg er eerlijk bij: dat kost dagelijks zó veel energie, dat ook ik me wel eens gedwongen voel erover na te denken het land te verlaten.”
Intussen wint de orthodoxe islam ook op de Westelijke Jordaanoever aan invloed. Filmon ziet het met lede ogen aan. „Het is een nieuwe ervaring voor het Midden-Oosten, maar uiteindelijk zullen deze groepen aan de macht komen. We zullen zien wat dat gaat opleveren.” Hij is even stil. Herhaalt dan: „We zullen zien.”
Toch kan niemand hem verplichten om te stoppen met dromen. Zijn ogen schieten vuur. „Ik zal er nóóít mee stoppen. Ik verwacht morgen geen wonder, maar een vriend te zijn van zowel moslims als Joden is de kern van het kruis. Wij met God en mensen met elkaar, door Christus.”
www.rd.nl/halvemaan voor een digitaal magazine met onder meer video’s en kaarten.
En dit maak je ook mee – de achterkant van de journalistiek
Door de nauwe straatjes van Bethlehem loop ik naar de halte van bus 21, die naar Jeruzalem zal gaan. Het is een winteravond en vroeg donker. De bus staat al te wachten. Voor 7 sjekel –ongeveer 1,20 euro– kan ik instappen. Er zitten een paar toeristen in de bus, maar verder overwegend Palestijnse jongeren.
De bus slingert langs vluchtelingenkampen –die door hun permanente status eigenlijk gewoon dorpen zijn maar nog altijd de naam hebben van een kamp– en langs andere dorpen, totdat de muur in zicht komt die het Palestijnse Bethlehem afgrendelt van Jeruzalem.
En dan gebeurt er iets vreemds, alsof er een absurdistisch toneelstuk wordt opgevoerd. De bus stopt bij het checkpoint, waar felle lampen de omgeving verlichten. De deuren gaan open en bijna iedereen stapt uit. Twee Israëlische militairen komen de bus in en bekijken zeer oppervlakkig het paspoort van de weinige overblijvers. Ze kijken vooral naar wie er níét meer horen te zitten: Palestijnen.
Tussen twee ijzeren hekken moeten ze in een rij gaan staan. Dan wenkt een Israëlische militair die zich aan het hoofd van de vreemde stoet heeft opgesteld –een baardeloze jongeman van rond de 20 jaar– kort met zijn hand. De voorste Palestijn mag een stap naar voren doen en zijn pas laten zien. De militair pakt de pas aan, bekijkt hem langdurig, kijkt dan achter de pas in het plastic hoesje en knikt vervolgens minzaam. De volgende mag aantreden.
Een van de laatste jongens in de rij loopt alvast naar voren als de militair nog met zijn voorganger bezig is. Maar dat is niet de bedoeling. De jongen krijgt een scherpe reprimande. Als hij aan de beurt is, wordt hij aan een extra nauwkeurige inspectie onderworpen. Onder meer zijn rugzak moet open.
Alsof het hem niets doet, stapt de jongen nonchalant de bus weer in. Maar ik hoor hem half binnensmonds schelden op de militair.
Los van de vraag naar nut en noodzaak van de muur –want dat is een heel ander verhaal–, spreken de feiten voor zich: Israël kweekt op deze manier erg weinig goodwill bij Palestijnen. Wie met de bus van Bethlehem naar Jeruzalem reist, loopt zomaar kans dat nog een beetje te begrijpen ook.