Theologen moeten helpen om mensbeeld en opvoeding te verbinden
Er zit een kloof tussen het mensbeeld van bevindelijk gereformeerden en hun opvoedingspraktijk, stelt Bram de Muynck. Theologische bezinning is nodig om beide gebieden met elkaar te verbinden.
VU-theoloog Maarten Wisse onthult in RD 20-2 een verrassend plan om een antropologie voor de christelijke opvoeding te ontwerpen. Verrassend, omdat er in de gereformeerde theologie veel geschreven is over de mens, maar dit zelden betrekking heeft op kinderen en opvoeding. Daar zit dus een hiaat, en ik sluiten mij gaarne aan bij het voorstel om dit onderwerp grondig te bestuderen, te beginnen bij Augustinus.
Dat dit nodig is, blijkt ook uit recente bijdragen in deze krant van dr. A. Huijgen over pedagogisch pelagianisme (RD 31-1) en van dr. S. D. Post over gehoorzaamheid als opvoedingsdoel (RD 11-2). De aanleiding ligt er ook in de beeldvorming over bevindelijk gereformeerden. In de discussie over seksueel misbruik horen we de stelling dat de notie van de verdorvenheid van de mens een gewelddadige opvoeding in de hand werkt. De vraag is of dit klopt en wat dit betekent voor theologische bezinning op pedagogiek.
Om te beginnen is er niet een oorzakelijke verhouding tussen theologische noties en praktisch opvoeden bij opvoeders. Wanneer ouders horen en lezen over gezag en over de zondeval, leiden zij hier niet automatisch uit af dat kinderen geslagen moeten worden. Tijdens een recent gehouden lezing vroeg ik de 200 aanwezigen om hun mening hierover. Vrijwel niemand herkent zich in een negatieve pedagogische benadering.
Uit onderzoek bij leerkrachten in bevindelijke kring is bekend dat ze twee dingen scheiden. Enerzijds leren ze de kinderen dat hun natuur niet deugt. Anderzijds hebben ze positieve verwachtingen van de kinderen, geven ze complimenten over het goede gedrag en bevorderen ze dat kinderen tot ontplooiing komen. Zo brengen zij een scheiding aan tussen een theologische en een pedagogische antropologie. Hoe de relatie ligt, is voor hen niet makkelijk uit te leggen.
Legitimatie achteraf
Een andere vraag is of het mensbeeld van bevindelijk gereformeerde ouders wel zo negatief is. Ouders staan onder grote invloed van de cultuur. Zij genieten van de goede dingen van het leven en behandelen hun kinderen als prinsen en prinsessen. Men ziet zichzelf niet zo negatief als dat hun van een afstand wordt toegeschreven.
Een probleem bij de recente onderzoeksrapportage van Movisie over huiselijk geweld in de gereformeerde gezindte is dat de onderzoekers hun conclusies geheel baseren op interviews met hulpverleners. Uit onderzoek vanuit Driestar Educatief blijkt dat ouders over veel dingen anders denken dan hulpverleners. Hulpverleners zien vooral de problematische gevallen. Het inzicht in algemene opvoedingspatronen blijft daarmee beperkt. Het kan zijn dat de kloof tussen het theologisch beleden mensbeeld en het gepraktiseerde mensbeeld veel groter is dan vermoed wordt.
Wat moeten we in het licht hiervan met de suggestie dat geweld in de opvoeding vooral te maken zou hebben met het religieuze kader van bevindelijk gereformeerde ouders? De onderzoekers van Movisie constateren op grond van hun gegevens terecht dat slechts een deel van de risicofactoren van godsdienstige aard is. Veel mechanismen, zoals ontkenning, relativering en niet willen signaleren, zijn algemeen geldig voor geweld in kleine of gesloten gemeenschappen. Wanneer hier theologische noties bijkomen, gelden deze als een legitimatie achteraf, maar niet als een oorzaak van autoritair ouderlijk optreden. Als de doorsnee bevindelijk gereformeerde ouder zich in zijn gedrag meer laat leiden door een positieve benadering van kinderen dan door een negatief kindbeeld, doen ze wat ze moeten doen. Opvoeden is gericht op de toekomst van kinderen. Ouders instrueren, geven complimentjes en corrigeren omdat ze het goede zoeken voor hun kind.
Doopformulier
Tussen deze positieve gerichtheid en een beleden negatief mensbeeld zit een kloof, waarover de theologie zich moet uitspreken. Omdat de meeste opvoeders van hun kinderen houden, brengen ze een scheiding aan tussen de theologie en de dagelijks opvoedingspraktijk. Dat is merkwaardig en ongewenst. Theologen zouden ouders en beroepsopvoeders dienen met een goede theologisch doordenking.
Zij zullen daarbij moeten aangeven of er sprake kan zijn van twee verschillende domeinen (een geloofsdomein, en een praktisch sociaal domein) of niet. Wat betekent dat vervolgens voor het verband tussen de godsdienstige opvoeding en het alledaagse leven? Als er geen scheiding is, moeten ze laten zien hoe de gebieden op een geldige manier met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Een theologisch project is dus zeer welkom. Daarvoor moeten we teruggaan op Augustinus, maar evenzeer herbronnen wat ons vertrouwd is. Om te beginnen bij het doopformulier. Inmiddels zijn de eerste contacten hierover gelegd. ik roep anderen ertoe op zich hierbij aan te sluiten.
De auteur is lector christelijk leraarschap bij Driestar Educatief.