Wettig Predikant
Mattheus 5:1
„En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg.”
Wanneer Jezus de bazuin blies, kwamen zelfs Zijn vijanden onder Zijn banier en op Zijn bevel gaven ze zich over. Christus was een wettig Predikant. Zoals Hij Zijn zalving bezat van Zijn Vader, zo ook Zijn zending (Joh. 8:18): „De Vader Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.”
Christus, in Wie alle volmaaktheden als in een middelpunt samenkwamen, wilde echter op plechtige wijze zowel in Zijn predikambt als in zijn middelaarsambt ingehuldigd en bevestigd worden. En indien Christus dan het werk van de heilige dienst niet zonder last en bevel heeft willen aanvaarden, hoe vermetel en onbeschaamd zijn dan zij die zonder een wettige roeping in deze heilige dienst durven indringen. „Niemand moet zonder wettige roeping in de heilige dienst toegelaten worden” (Augustinus). Hebreeën 5:4: „Niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs Aaron.”
Gelijk onze Heere Christus apostelen en profeten als buitengewone dienaars gegeven heeft, zo ook herders en leraars, die op een gewone wijze aangesteld en beroepen worden (Ef. 4:11). En Hij wil dat Zijn dienst tot aan het einde der wereld duurt (Matth. 28:20): „Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld.” Stellig is ook nu een wettige roeping even nodig als in de tijden van Christus en van de apostelen.
Thomas Watson, predikant te Londen (”De zaligsprekingen”, 1675)