Commentaar: Geen klaagzang over vertrek Cohen
Dat PvdA-leider Cohen van het Binnenhof is vertrokken, geeft in zekere zin geen aanleiding tot klaagzangen. Wie de Haagse politiek vanuit christelijk oogpunt beziet, moet vaststellen dat de man die nu op bijna deerniswekkende wijze het veld moet ruimen weliswaar een in de omgang aimabel mens was, maar tegelijkertijd ook een politicus met betreurenswaardige opvattingen.
Niet alleen was het deze Cohen die als staatssecretaris van Justitie in 1999 met volle overtuiging het homohuwelijk door het parlement loodste, hij was het tevens die als burgemeester van Amsterdam op 1 april 2001 het eerste homopaar in de echt verbond. En hij was het ten slotte ook die, hoewel in 1999 nog van mening dat het bestaan van gewetensbezwaarde trouwambtenaren in de praktijk geen probleem hoefde te zijn, later wel degelijk de opvatting huldigde dat voor dergelijke ambtenaren in Nederland geen ruimte meer zou moeten zijn.
Er is nog een reden om niet te hard mee te huilen met de wolven in het bos. Want de voorstelling van zaken alsof Cohen alléén gestrand zou zijn op de moderne mediacratie, dat hij een prima politicus zou zijn en dat zijn énige tekort was dat hij niet gebekt genoeg was om zich te handhaven tussen types als Wilders en Roemer, behoeft op zijn minst enige aanvulling. Er is namelijk meer. Een politiek leider dient, of hij dat nu leuk vindt of niet, enigermate visionair te zijn. Als hij minder goed uit zijn woorden kan komen is dat vervelend, maar als hij geen ideeën hééft om onder woorden te brengen, is dat funest.
Bij Cohen leek het, eerlijk gezegd, wel eens op dat laatste. De PvdA-leider viel noch tijdens de verkiezingscampagne van 2010, noch tijdens zijn Kamerlidmaatschap in de krappe twee jaar daarna, te betrappen op een originele gedachte of een richtinggevende uitspraak.
Zeker, zijn streven om ”de boel bij elkaar te houden” was en is alleszins respectabel. Waren er in Nederland maar meer mensen op belangrijke posten die dit als een belangrijk levensdoel zien. Maar van een leider van een politieke partij, of hij zich nu in het kabinet bevindt of in de Kamer, mag meer verwacht worden. Hij behoort op brede wijze te kunnen schetsen waar het met Nederland heen moet, welke concrete problemen hij in de samenleving signaleert en hoe hij die denkt te gaan oplossen. Ook op dit punt was Cohen, nog los van de vraag of hij als oppositieleider op zijn plaats was, geen kei.
Wat wel betreurd mag worden is dat bij de politieke aftocht van Cohen meespeelt dat hij geen vlotte man, geen mediageniek type, en al helemaal geen straatvechter is. Blijkbaar zijn we in Nederland steeds meer de kant opgegaan dat persoonlijkheden zoals Pechtold en de vroegere GroenLinksleider Halsema, met hun snelle oneliners en prettige voorkomen, de enige soort politici zijn die aan het Binnenhof overleven. Daarmee doen we ons als land tekort, omdat we hierdoor capabele mensen met bruikbare ideeën, maar met een minder gelikte prestentatie en een bedachtzame levenshouding –al voldoet Cohen dus niet aan al deze criteria–, buiten de politiek sluiten. Daarmee verspillen we talent.