Cultuur & boeken

Schrijver christelijk kinderboek worstelt met grove taal

Vloeken, grof taalgebruik, moet een christelijk auteur die koste wat het kost mijden? „Kinderboekenschrijvers zijn volgens mij heel creatieve mensen. Ik zou het een zwaktebod vinden als zij geen andere oplossing zouden vinden.”

Mariëlle Oussoren-Buys
20 February 2012 15:30Gewijzigd op 14 November 2020 19:28

Op tafel ligt ”Het grote vloekboek. Alle redenen om vloeken te gebruiken in communicatie met jongeren”. Hans Alderliesten, workshopleider op de jaarlijkse studiedag voor christelijke kinderboekenschrijvers afgelopen zaterdag in Harderwijk, slaat het open. Het boek is leeg. Helemaal leeg. Want er zijn helemaal geen redenen om te vloeken, aldus Alderliesten.

De communicatieadviseur van de Bond tegen het vloeken –bekend van het jaarlijkse onderzoek naar taalgebruik in hedendaagse, seculiere kinderboeken– heeft ongeveer twintig schrijvers onder zijn gehoor. De tien overige bezoekers van de studiedag, die is georganiseerd door de Werkgroep Christelijke Kinderboeken, volgen op hetzelfde moment een andere workshop. Alderliesten laat vooral het publiek zijn mening geven – na afloop is het dus tijd om zijn eigen opvattingen te peilen.

Is respectvol taalgebruik in kinderboeken belangrijker dan in boeken voor volwassenen?

„Ja. Kinderen moeten het goede voorbeeld krijgen.”

Grove taal is realiteit. Mag een auteur de werkelijkheid mooier voorstellen dan ze is?

„Je hoeft niet zomaar alles uit de realiteit over te nemen of weer te geven. Denk eens na over alternatieven. Daarmee kun je de werkelijkheid ook heel goed recht doen. Het kan wel moeilijk zijn. Pas zei iemand me: „Wat als je als luchtverkeersleider een Boeing boven de Bijlmer ziet neerstorten?” Ik kan me voorstellen dat je op zo’n moment een vloek uit. Hoe geef je zo’n emotie in een boek weer? God zegt duidelijk dat we in geen geval mogen vloeken. Kinderboekenschrijvers zijn volgens mij heel creatieve mensen. Ik zou het een zwaktebod vinden als zij geen oplossing zouden vinden.”

Een van de stellingen die u de auteurs voorlegde: Iemand laten vloeken in een boek is nog altijd beter dan iemand laten slaan.

„Het is eigenlijk een beetje een flauwe stelling. Ik was pas op een studentenvereniging. Daar zei iemand: „Ik ga niet kiezen, het is allebei slecht.” Ik denk dat er geen gradatie is tussen de geboden. Dus slaan, stelen of vloeken maakt niet uit.”

U leest dus geen boeken waarin iemand een zonde begaat?

„Natuurlijk wel. Ik lees alleen maar boeken met slechte dingen. Ik vind het zelf heel lastig. Ik zou toch zeggen: Gebruik in een boek in elk geval geen woorden waarin de naam van Jezus of God wordt gebruikt. Is het dan wel goed als in een verhaal een meisje wordt verkracht of als iemand wordt doodgeslagen? Het gaat denk ik vooral om de moraal van het verhaal.”

Ik hoop niet dat ik ooit een onderzoek moet doen naar het taalgebruik in christelijke kinderboeken, zo besloot u de workshop. Maar ook in boeken van christelijke uitgevers staat wel eens een bastaardvloek.

„De laatsten tegen wie we moeten strijden, zijn medechristenen. Een auteur zei tegen me: „Ik gebruik soms een bastaardvloek, hoe vindt u dat?” Voor mij is het moeilijk om daarop te antwoorden. Ik weet dat zulke woorden in veel dialecten zijn ingeburgerd en dat mensen vaak niet weten waar ze vandaan komt. Moet je dan gaan uitleggen dat zo’n woord van de naam van God is afgeleid? Ik weet het niet. Wij richten ons liever op iets anders: mensen laten zien hoe je op een creatieve manier aan respectabel taalgebruik kunt werken.”


Sjuut in plaats van shit

„Soms is het nodig dat een personage een vloek uit”, zo luidde een van de stellingen die Hans Alderliesten de kinderboekenschrijvers voorhield. Voor Helga Warmels (40), schrijfster van onder meer ”Waterspiegel” en ”De boot” (beide uitg. Callenbach) is dit niet zonder meer waar. „Tot nog toe was dit in mijn boeken niet nodig. Ik probeer het te omzeilen. Ik worstel ermee, maar ik worstel met elke zin.” In een kinderboek zou de auteur, van wie binnenkort ook een tweede (non-fictie)boek voor volwassenen verschijnt, „absoluut” geen vloek gebruiken.

Ook scheldwoorden vermijdt Warmels zo veel mogelijk. „In ”De boot” gebruik ik het woord ”sjuut”. Daar heb ik een paar reacties op gehad, van volwassenen. Je bedoelt natuurlijk ”shit”, zeiden zij. Dat was ook zo. Ik denk dat mijn uitgever niet blij zou zijn als ik dat opschreef, maar misschien ben ik daarin te voorzichtig. Als ik helemaal vanuit mezelf zou denken, zou ik gewoon ”shit” neerzetten.”

Momenteel is de auteur uit Woerden bezig met het boek ”Geen gezicht” dat halverwege dit jaar bij Callenbach zal verschijnen. Het gaat over een meisje met flinke brandwonden, waar ze op een bepaald moment ook om wordt gepest. „Ik laat deze pesters dan geen „verbrande kip” of zoiets zeggen, maar laat ze liever met aanstekers spelen als het meisje in de buurt is. Ik denk dat de boodschap minder hard aan komt als ik een scheldwoord zou gebruiken dan wanneer ik een vernederende daad beschrijf.”

Het boek ”Geen gezicht” vormde voor Warmels de reden om de workshop te volgen. „De hoofdpersoon voelt zich zo rot dat ik eigenlijk een sterker woord moet gebruiken om dat duidelijk te maken. In dit boek heb ik meer nodig dan handelingen om te laten zien hoe zij zich voelt. Het meisje ligt het eerste deel van het boek in een brandwondencentrum. Wat handelt ze dan? Niet veel. Ik worstel ermee, maar heb er nog geen antwoord op gevonden.”


Niet te soft en niet te grof

Nelleke Wander (49) –schrijfster van romans en kinderboeken– volgde de workshop over respectvol taalgebruik min of meer onbedoeld, omdat er bij een andere workshopronde geen plaats meer was. „Eigenlijk vond ik het verhaal en de opdrachten wel heel interessant.”

Soms moet je in een boek agressie, woede of een andere negatieve emotie overbrengen, weet de in Dordrecht woonachtige auteur uit ervaring. „Ik probeer dat kernachtig te doen. Liever niet in woorden, maar door de houding van een persoon of door zijn of haar uitdrukking.” Dat betekent niet dat ze scheldwoorden helemaal mijdt. Als voorbeeld haalt ze haar boek ”Vergeving” aan, een boek voor volwassenen. De hoofdpersoon van dat boek steekt iemand neer. „Het is iemand uit een neutraal milieu. Die laat je heel anders denken en doen dan een standaardrefo. Het moest niet te soft zijn, maar ook niet te grof. Ja, ik heb wel eens een stevig woord nodig. Dat moet iets acceptabels zijn, niet iets stuitends. Niemand moet zich onprettig voelen en ikzelf moet ook niet denken: Oei, nu staat het zwart-op-wit.”

In ”Vergeving” kiest Wander voor woorden en zinnen als „watje”, „jij met je schijnheilige tronie” en „opzouten moet je.” „Nee, met deze woorden heb ik geen moeite. Ik moet wel wat! Een bladzijde verder ligt er iemand bloedend straat.” Voor kinderen hanteert ze dezelfde grenzen. „Ik omschrijf zo duidelijk mogelijk hoe iemand zich voelt en vermijd zo dat het grof wordt. Kinderboeken hebben ook iets opvoedends, iets educatiefs in zich. Ik wil kinderen zeker geen grove taal in de mond leggen.”

Vloeken zou de auteur nooit gebruiken. „Hooguit zou ik schrijven: Hij vloekte hartgrondig. Maar nee, het woord opschrijven, dat zou ik niet doen. Ook niet als de vloeker daarna werd terechtgewezen, zoals iemand tijdens de workshop opperde.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer