Ds. C. Harinck pleit voor meer openheid
Ds. C. Harinck, predikant van de gereformeerde gemeente te Terneuzen, voorziet dat in de toekomst velen de Gereformeerde Gemeenten zullen verlaten, wanneer er binnen het kerkverband niet meer openheid wordt betracht. „Wanneer we de band met de Reformatie en Nadere Reformatie verliezen, komen we in een verkeerd isolement terecht.”
De 70-jarige predikant uit zijn bezorgdheid deze week in een interview met het christelijk opinieblad CV.Koers. Hij bewilligde in een vraaggesprek mede omdat van zijn kerkverband de laatste jaren, door alle publiciteit, een negatief beeld zou zijn ontstaan.
Dat er in de prediking van de Gereformeerde Gemeenten aandacht is voor de persoonlijke verhouding tot God en Christus, vindt hij zeer waardevol. Hij ziet het als een grote zegen dat ook veel jonge mensen zich aangesproken voelen door deze boodschap. Zorgen maakt de predikant zich echter over de toenemende spanningen die er zouden zijn tussen kerkelijke leiders en gemeenteleden. Deze hebben volgens hem betrekking op twee kernpunten: het beleid van de Gereformeerde Gemeenten ten aanzien van uiterlijke gedragsregels en de verstarring waar het gaat om persoonlijke geloofsvragen.
Ds. Harinck stelt dat zijn kerk te midden van de invloeden van de geseculariseerde wereld heeft gezocht naar middelen om de wereldgelijkvormigheid en een oppervlakkig geloven tegen te gaan. „Door middel van synodale uitspraken en vermaningen heeft men getracht om zaken zoals televisie, internet, lange broeken voor meisjes en vrouwen, uitdagende kleding en korte haardracht buiten de deur te houden. Deze terechte vermaningen van de kerk worden door de jongeren echter dikwijls als wereldvreemd gezien en roepen -als zij liefdeloos worden gehanteerd- weerstand op.”
Tegen het oppervlakkig geloof, het sterk redeneren vanuit de verbondsbelofte en het zogenaamde „kiezen voor Jezus” hebben predikanten en kerkenraden zich volgens de predikant verzet door met nóg meer nadruk dan voorheen te stellen dat de mens zich niet kan bekeren en uit eigen kracht niet kan geloven. „Men heeft vooral ook gepredikt dat de weg tot Christus wordt gekenmerkt door een bepaalde doorleving van zonden en ellende. Deze op zichzelf bijbelse gegevens zijn echter als een reactie op de oppervlakkigheid te dikwijls eenzijdig naar voren gebracht. Zij zijn een blokkade gaan vormen voor de roep van het Evangelie: „Die dorst heeft, kome en die wil, neme het water des levens om niet.”
Kennis en gevoel van zonde en ellende zijn nodig om behoefte aan Christus te wekken, benadrukt ds. Harinck, met zijn 41 dienstjaren de nestor onder de dienstdoende predikanten in de Gereformeerde Gemeenten. Hij vindt het echter van groot belang om helder voor ogen te houden dat je nooit op grond van je ellendekennis tot Christus kunt gaan. „Het gaat in het komen tot Christus uitdrukkelijk niet om gekwalificeerde mensen, maar om verloren zondaren.”
De predikant constateert dat men in zijn kerkverband in het algemeen het Evangelie niet meer zo ruim en vrij preekt als bijvoorbeeld de gebroeders Erskine of de negentiende-eeuwse prediker MacCheyne. „Terwijl onze tijd daar nu juist zo’n behoefte aan heeft. De vrees voor misbruik weerhoudt veel predikanten ervan om Christus vrij en niet versluierd te prediken als de Zaligmaker van zondaren.”
Veel jongeren zoeken volgens hem naar de verkondiging van de vergevende liefde van God in Jezus Christus, maar zouden dit missen in de prediking en leesdiensten. „Ze zoeken hun troost en onderwijs dan elders, met name ook in de jongerenbijeenkomsten.”
Over deze zogenaamde jongerenavonden oordeelde het kerkelijke orgaan De Saambinder kritisch. Ook ds. Harinck constateert dat er wel eens iemand spreekt die verkeerd omgaat met kritiek van de jongeren op de eigen kerk. „Maar voorzover ik weet, komen daar doorgaans betrouwbare predikanten spreken.”
Op de vraag van de CV.Koers-journalist hoe het nu verder moet met de Gereformeerde Gemeenten, laat de Terneuzense predikant weten soms „bezorgd en moedeloos gestemd” te zijn. „Wanneer mensen ons kerkverband verlaten omdat er geen gesprek mogelijk blijkt te zijn over de punten van verschil en omdat de kerk niet bereid is kritisch naar zichzelf te kijken, dan is dit heel zorgelijk. (…) We moeten ons steeds laten corrigeren door Schrift en belijdenis. Wanneer we de band met de Reformatie en Nadere Reformatie verliezen, komen we in een verkeerd isolement terecht. Ds. G. H. Kersten heeft het belang daarvan ingezien en steeds gehamerd op kennis van de gereformeerde belijdenis en het lezen van de oudvaders. Dat is de theologie waar we voor staan. We moeten geen ’eigen’ theologie ontwikkelen. De gereformeerde theologie is ons door onze vaderen reeds overgeleverd.”