Opinie

Gehoorzaamheid Bijbelse doel van de opvoeding

Gehoorzaamheid is een kernbegrip in de Bijbel. Dat wringt met hoe we tegenwoordig tegen opvoeding aankijken.

13 February 2012 10:08Gewijzigd op 16 January 2023 16:09
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

Gezag en gehoorzaamheid zijn problematische begrippen geworden. Enerzijds lijkt het erop dat je voor gezag ver terug moet in de vorige eeuw. Gezag is uit, straffen taboe. Sommige peuterleidsters is het reglementair verboden boos te worden of straf te geven. Uitleggen, of anders afleiden, is het devies. Anderzijds is er de wal-keert-schipbeweging. Denk aan de studie ”De grenzeloze generatie” van Motivaction of het boek van de Britse socioloog Frank Furedi ”De terugkeer van het gezag”. Het boek ”Strijdlied van de tijgermoeder” van de Chinees-Amerikaanse Amy Chua, die haar dochters Lulu en Sophia met ijzeren discipline opvoedt, is immens populair. Er is een niet te missen tendens naar streng.

Wat moet je hiermee als christelijke opvoeders? In dit essay wil ik daarover nadenken en proberen de Bijbelse noties helder te krijgen. Ik start met gehoorzaamheid als opvoedingsdoel en maak vervolgens de overstap naar het karakter van gezag.

Gehoorzaamheid is al lang geen opvoedingsdoel meer waarmee je kunt scoren. Er zijn bovendien heel wat ouders die gehoorzaamheid aanleren lastig vinden. Zij willen een goede en bij voorkeur gelijkwaardige relatie met hun kind opbouwen. Ze vermijden daarom zo veel mogelijk de gebruikelijke conflicten die al op jonge leeftijd ontstaan als een kind niet doet wat ouders zeggen. Natuurlijk waarderen alle opvoeders gehoorzaamheid. Het is in de klas buitengewoon prettig als een kind gehoorzaam is. Beter tien leerlingen die je om je vinger kunt winden, dan één die je het bloed onder de nagels vandaan haalt. Als kinderen gehoorzaam zijn, leren ze meer en krijgen ze minder straf. Dan hoef je als ouders minder vaak boos te zijn. Maar als expliciet opvoedingsdoel heeft gehoorzaamheid afgedaan. Het is hoogstens nog een middel. Ik ken reformatorische scholen die schaamteloos in de schoolgids zetten: ”Het kind centraal”. Er zijn weinig scholen die gehoorzaamheid centraal stellen als opvoedings­doel.

Psychologen

Tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw was het echter vanzelfsprekend dat gehoorzaamheid het opvoedingsdoel was. Dr. L. D. van Klinken schrijft in zijn studie over christelijke onderwijsbladen in de 19e eeuw dat gehoorzaamheid voor de grondleggers van het christelijk onderwijs drie aspecten kende: gehoorzaamheid aan de ouders als de gezagsdragers, ten tweede aan het eigen geweten, de stem van God, en ten derde gehoorzaamheid aan de maatschappij, zodat de kinderen goede staatsburgers werden. Na de beruchte jaren zestig veranderden de opvattingen snel. Eigenlijk was er geen sprake meer van algemene opvoedingsdoelen. Een opvoedings­doel suggereert dat er iets is waarop alle kinderen zich op zouden moeten richten. Het doel van de opvoeding werd meer en meer gezocht in ieder kind afzonderlijk. Het betekende een verschuiving van objectieve, externe opvoedingsdoelen naar subjectieve interne opvoedingsdoelstellingen: van zelfontplooiing via authenticiteit naar individuele vrijheid.

Zo kwamen de psychologen in beeld. Om te werken aan individuele opvoedingsdoelen moet je het kind, jouw kind, kennen. Ontwikkelingspsychologische inzichten gingen in opvoedingsadviezen domineren. De inhoud van de vragenrubrieken in bladen als Libelle en Margriet speelden daarbij een belangrijke rol, zo laat Janneke Wubs zien in haar studie over opvoedingsadviezen in de tweede helft van de twintigste eeuw. Het optimaal ontwikkelde, gelukkige kind werd het ideaal. De beweging was van extern naar intern, van moraliseren naar psychologiseren.

Je moet christen zijn om je ten volle te realiseren wat een geweldige verandering in denken dit betekent. Het is een pedagogische revolutie. Gehoorzaamheid als opvoedingsdoel staat diametraal tegenover zelfontplooiing als opvoedingsdoel. Bevindt zich in het hart van het kind een zaadje dat verzorgd en beschermd moet worden, zodat het tot een prachtige plant uitgroeit? Of woont in het hart van het kind het kwade, dat beteugeld moet worden en omgebogen? Onnodig om te zeggen dat deze twee benaderingen appelleren aan een tegengesteld mensbeeld.

De gangbare gedachte in 2012, helaas soms ook in refokringen, is dat het kind een pareltje in zich draagt en dat je als opvoeder ervoor moet zorgen dat dat pareltje meer en meer zichtbaar wordt. Beetje spijtig, maar soms moet je daarvoor poetsen (straffen). Soms blijken er aan een pareltje scherpe rafelrandjes te zitten. Niet alles uit dat argeloze proces van zelfontplooiing is altijd even bruikbaar in het moderne gezin of in de hedendaagse maatschappij. Druk, impulsief en agressief gedrag wordt dan maar gelabeld als stoornis in diverse lettercombinaties, waarbij de D van ”disorder” altijd paraat is.

Misdadige aanpak

Nu naar de Bijbel. Gehoorzaamheid is een kernbegrip in het Oude Testament. Van Eva tot Mozes en verder. Het boek Spreuken benadrukt gehoorzaamheid aan de ouders. „Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet” (Spr. 6:20). In het Nieuwe Testament staat gehoorzaamheid niet minder centraal. „En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren.” (1 Joh. 
2:3). De grootste openbaring van volmaakte gehoorzaamheid is het leven, lijden en sterven van de Heere Jezus. „Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft” (Joh. 4:34). Het is geen wonder dat de opvoedingsteksten uit het Nieuwe Testament focussen op gehoorzaamheid 
(Ef. 6:1; Kol. 3:20).

Gehoorzaamheid als hét doel van de opvoeding. Het blijft een vreemde gedachte voor ons. Wij zien maar al te snel gehoorzaamheid als beteugeling van vrijheid. Als een begrenzing. Dat heeft alles te maken met onze individualistische kijk op de mens. Het kind moet anno 2012 volwassen worden in een wereld die het zelf kiest en met een waarheid die het zelf creëert. Dat is de brede weg naar geluk.

In wezen is dat een misdadige aanpak. Het levert de mens over aan zichzelf. Het bindt de mens aan zijn natuurlijke neigingen. Wie belijdt en beseft welke verdorvenheid in de mens woont, begrijpt dat de mens die mag doen wat hij wil, tot een dier wordt. De Britse apologeet C. S. Lewis heeft hierop gewezen. In ”De grote scheiding” beschrijft hij het leven in de hel als een leven waarin ieder mens onmiddellijk krijgt wat hij wenst. In ”De afschaffing van de mens” laat hij op indrukwekkende wijze zien hoe een leven zonder de wet en de waarheid onontkoombaar leidt tot verlies van de essentie van het mens-zijn.

Vrijheid bereik je als je tot je bestemming komt. De bestemming van de mens ligt buiten zichzelf. Boven zichzelf. Welgelukzalig is wie in de wet des Heeren gaat (Ps. 119:1). De bestemming van de mens ligt in een leven onder gezag. Zo worden we gelukkig. Zo wordt een kind waarlijk vrij. Zo komt een kind tot zijn recht. Gezag is geen negatief begrip. Gezag is er niet alleen om egoïsme te beteugelen. De Amerikaanse theo­loog Lee Victor Austin gebruikt in zijn studie ”Up with Authority” het beeld van een trombonist in een orkest. Zo iemand ervaart de grootste vrijheid wanneer hij afhankelijk is van medemusici, onder leiding van het gezag van een dirigent. Zo komt de trombonist tot zijn recht. Een kind komt tot zijn recht als de eigen wil gebroken wordt en als het kind wil wat God wil. En in die ketting van het gedoopte kind naar de Heere vormen de ouders en opvoeders een schakel.

Seculiere kijk

Wat is gezag? Het lijkt duidelijk wat gezag is: „Gij zult…”, „Gij zult niet…” Denk aan de Tien Geboden. Bevelen, begrenzen. Een duidelijke set van regels, waaraan ieder mens op deze wereld zich heeft te houden. Dat is echter een volstrekt seculiere kijk op gezag. De leerkracht die weet dat bij hem orde in orde is, dat hij streng en consequent is, is daarmee niet automatisch een christelijk exempel. Het gaat in de Bijbel niet om gehoorzaamheid aan een set regels, aan een systeem. De Tien Geboden beginnen met: „Ik ben de Heere, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb.” Het gaat niet om gehoorzaamheid aan regels; het gaat om gehoorzaamheid aan Iemand, aan de Heere, aan de leerkracht, de vader of moeder. Om ons voorgoed te verlossen van de gedachte dat gehoorzaamheid niets meer dan gedrag is, vat de Heere Jezus de wet samen met: „Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult den Heere, uw God, liefhebben. (…) Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod, groter dan deze” (Mark. 12:29-31).

Als kinderen werkelijk gehoorzaam zijn, zijn ze niet gehoorzaam aan de regels die de opvoeder gesteld heeft, maar aan de opvoeder zelf. Waarom mag een opvoeder als mens deze gehoorzaamheid vragen van een kind? Matthew Henry zegt in zijn Bijbelverklaring bij de behandeling van de Tien Geboden tegen ouders: U mag het kind ten eerste gehoorzaamheid vragen omdat u gezag heeft gekregen, en ook de kracht en de wijsheid hebt het kind te helpen. Ten tweede omdat u een relatie met dit kind heeft. Het is uw kind, uw leerling, aan uw liefde en zorg toevertrouwd. Daarom hebt u verplichtingen voor dit kind, als geleend en niet uw eigendom, maar –in deze zin– eigendom van God. In de derde plaats mag u gehoorzaamheid vragen omdat u verlangt naar het welzijn van dit kind en u zich voor hem, haar mag inspannen. Daarom oefent u gezag, daarom mag u gehoorzaamheid van het kind vragen. Niet in hardheid, maar in liefde, geworteld en gegrond in de liefde van Christus Jezus. „Zijt niemand iets schuldig, dan dat gij elkaar liefhebt; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld” (Rom. 13:8).

Gehoorzaamheid is niet: doen omdat het moet. Gezag is niet: streng zijn omdat het kind regels overtreedt. In Kolossensen 3:1 wordt als reden genoemd: „Want dat is den Heere welbehagelijk.” Waarom, gehoorzamen? Regels? Omdat het moet? Nee, omdat het de Heere welbehaaglijk is. Omdat je graag welbehaaglijk voor de Heere wilt leven. Uit liefde. Wie gehoorzaamheid losmaakt van liefde, komt bij de PVV terecht.

Voorbeeld

Overheidsgezag is van een ander karakter dan gezag van ouders, leerkrachten of ambtsdragers. De overheid straft omdat ze straffen moet (Mark. 10:42). Omwille van gerechtigheid. Het gezag van de overheid draagt een juridisch karakter. Ouders straffen omdat ze het behoud van hun kind op het oog hebben. Het staat zo mooi in Hosea 2: „Ik zal haar weg met doornen omtuinen”, om haar te leiden tot de „deur van hoop.” Het straffen in de opvoeding is niet juridisch, maar, zoals dat bij de kerkelijke tucht heet, om medische redenen. „Niet als heerschappij voerende, maar als voorbeelden” (1 Petr. 5:3). Het ‘harde’ optreden van de Heere Jezus op het tempel­plein was geen zelfbewuste uitoefening van Zijn macht, het was gehoorzaamheid aan Zijn Vader, ook al riep het de haat op van Farizeeën, die er uiteindelijk toe zou leiden dat de tempel van Zijn lichaam verbroken zou worden. „De ijver van Uw huis heeft mij verslonden” (Joh 2:17). Straffen is jezelf opofferen voor het kind. Waarom? Omdat jezelf ook onder gezag staat. Zoals de hoofdman over honderd het verwoordde „Ik ben ook een mens, onder de macht van anderen gesteld, en heb krijgsknechten onder mij…” (Luk. 7:8). Een ouder oefent gezag uit over een kind, omdat hij het gezag van de Heere erkent. Gezag uitoefenen is buigen onder gezag.

Om onze kinderen gehoorzaamheid te leren, moet ons leven een voorbeeld zijn van gehoorzaamheid. Om ons kind de vreugde te laten ervaren van het leven onder liefdevol, vaderlijk gezag, mogen we iets laten zien van de vreugde van het leven onder liefdevol Vaderlijk gezag. Nogmaals, niet als heerschappij voerend, maar als voorbeeld. „Weest mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus”, schrijft Paulus (1 Kor. 11:1). Ook Christus presenteerde Zich als voorbeeld. Zelfs in Zijn meest kwetsbare moment, terwijl Zijn vrienden sliepen: „Vader laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan, maar niet Mijn wil maar Uw wil geschiede” (Matth. 26:39). Alleen omdat de Vader Zijn geliefde Zoon als ultieme Rechter tegemoet is getreden en Zijn ondeelbare toorn heeft uitgestort, zodat Hij verbrijzeld werd, is er ruimte gekomen voor een Vaderlijke benadering van schuldige mensen die Hij in Zijn verbond wil opnemen. In het kader van dit genadeverbond mag de bejegening van onze kinderen gestalte krijgen.

Onderdompeling

De huidige roep om de terugkeer van het gezag, om respect en strengheid in de opvoeding, om zero tolerance in de maatschappij is een flauw bewijs van het feit dat Gods geboden heilzaam zijn. Een samenleving kan in opvoeding en bestuur niet zonder consequenties de zelfgekozen weg gaan van de verafgoding van de mens en propaganda voor individuele vrijheid als de weg naar geluk. „Eert uw vader en uw moeder, (…) opdat het u welga in het land, dat u de Heere, uw God, geven zal” (Deut. 5:16). De terugkeer van gezag is een goede richting, maar voor christenen ver onder de maat. Zonder de liefde is gezag hardheid en gehoorzaamheid onderworpenheid.

Liefde zoekt het goede voor de ander. Daar hoort het uitoefenen van gezag onlosmakelijk bij. Hoe pijnlijk dat voor ouders ook kan zijn. Maar wie wil buigen onder gezag, oefent gezag. „Wie de Heere liefheeft, die kastijdt Hij.” Een vader die zijn kind niet wil straffen, behandelt hem als een bastaard, en gedraagt zich niet als kind van God (Hebr. 12).

Ten slotte nog dit. De gereformeerde pedagoog J. Waterink refereert in zijn bekende opvoedingsdoel aan de woorden uit 2 Timotheüs 3:17: „Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust.” Het is niet toevallig dat direct hiervoor de bekende tekst staat over de bruikbaarheid van de Bijbel. „Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, tot onder­wijzing, die in de rechtvaardigheid is.” Het is de ondergang van de christelijke opvoeding als we bij het nadenken over opvoeding, over gehoorzaamheid en gezag, beginnen bij moderne humanistische opvattingen, die we dan vervolgens inventief vastknopen aan de Bijbel. De beste remedie tegen de tijdgeest is een voortdurende onderdompeling in het Woord van God. Dat geldt ook voor ouders en andere opvoeders.


Dr. S. D. Post

Steef Post (1957) is begonnen als onderwijzer. Vervolgens ging hij Nederlands studeren en werkte hij op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. Van 1990-1994 was hij als wetenschappelijk onderzoeksmedewerker verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 1995 promoveerde hij op een literair-historisch onderwerp. In 2002 behaalde hij de master public & non-profit management in Tilburg. Na managementfuncties in onderwijs en zorg startte hij in 2007 een adviesbedrijf. Hij is bestuurslid van onder meer de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten en voorzitter van het Reformatorisch Platform Jongeren. Hij schreef onder andere twee boeken in de serie Jongerenperspectief (uitg. Groen).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer