Dr. J. van Eck spreekt voor CSFR-dispuut Amsterdam
AMSTERDAM – „Tijdens zijn rede op de Areopagus in Athene bestreed Paulus de diepste intenties van de Griekse filosofie niet, maar honoreerde hij die. Pas daarna kwam hij met kritiek erop.”
Dat zei dr. J. van Eck woensdagavond tijdens een lezing in de Tituskapel te Amsterdam. Hij sprak voor een gehoor van ongeveer tachtig studenten van het CSFR-dispuut Amstelodamense in Amsterdam en de Gereformeerde Studentenvereniging te Amsterdam Petrus Plancius. De lezing was de eerste in het kader van het halfjaarthema ”Het goede leven”.
De gepensioneerde legerpredikant besprak twee Griekse filosofieën die botsten met de Bijbelse levensbeschouwing zoals die naar voren komt in de rede van Paulus op de Areopagus. De stoïcijnen, zei hij, zochten naar beheersing van gevoelens en waren naar buiten toe sociaal. Ze hadden een godsbesef en probeerden te berusten in wat hen overkwam. Paulus honoreerde hen toen hij zei dat de wereld een doel heeft en bestuurd wordt door een godheid. Hij erkende zelfs het zoeken naar God door hen.
De epicureeën vonden genot het hoogste doel van het leven, niet door zo veel mogelijk te genieten maar wel door ongestoord te genieten. Deze filosofie wilde de mensheid bevrijden van de angst voor de goden, die de mensen in hun greep hadden. Van een epicurese dichter is de spreuk ”Carpe diem” (Pluk de dag) afkomstig. Dr. Van Eck: „Paulus herkende de angst voor de goden en is het ermee eens dat die bestreden moest worden.”
Dr. Van Eck, auteur van een exegetisch werk over het boek Handelingen, gaf aan dat Paulus de beide filosofieën weliswaar honoreerde, maar ze daarna bekritiseerde door te wijzen op Christus, Die uitstijgt boven de filosofieën. „Wie de stap waagde naar het christendom kon werkelijk vrij worden van de angst voor God en een goed leven leiden.” De theoloog uit Ede vroeg zich af of christenen wel voldoende van het goede door God gegeven leven durven te genieten. Hij haalde een niet-christelijke jongere aan die een christelijke vriendin had. De jongeman vond dat christenen niet echt leefden. „Het is net alsof ze in de bioscoop voortdurend naar het bordje nooduitgang zitten te kijken”, vond hij.
Volgens dr. Van Eck neemt Paulus het op diverse plaatsen op voor het goede van de schepping. De apostel keerde zich fel tegen mensen die verboden te trouwen en van goede spijzen te genieten. „De werkelijkheid is door God geschapen. Een christen mag daarvan genieten, onder dankzegging aan God.”
Het was, aldus dr. Van Eck, vooral Augustinus die een dam opwierp tegen het genieten van het goede, door God gegeven leven. In zijn voetspoor volgden de middeleeuwse theologen die genieten reserveerden voor de dienst aan God en de lof bezongen van het monnikendom en de maagdelijkheid.
De oud-legerpredikant vindt het niet verwonderlijk dat er een reactie op volgde. Die uitte zich zowel in de renaissance als in de Reformatie. Dr. Van Eck noemde de rooms-katholiek gebleven Montaigne (1533-1592), die een groot aantal essays schreef over onderwerpen zoals relaties, vriendschappen, seksualiteit en berouw. Hij wees ook op Calvijn, die volgens hem de eerste was die het genieten van het goede leven integreerde in zijn theologische werk.
Calvijn schreef dat genieten bij het mens-zijn hoort. Hij merkte op dat God het voedsel expres lekker gemaakt had, zodat de mensen ervan konden genieten. „Mensen die de heerlijke geuren en kleuren ontkennen, zijn volgens Calvijn ondankbaar. Zelfs in zijn leer van de laatste dingen speelt het genieten een rol. Calvijn vond dat we op aarde niet genoeg konden genieten van de aardse dingen, omdat mensen altijd gehinderd worden door pijn of andere ongemakken. Dat zou op de nieuwe aarde wel kunnen.”