Overheid moet zich richten op bestrijding gevolgen problemen op het spoor
De Nederlandse overheid wil verbeteringen zien bij de NS en ProRail. Dat kan ze bereiken door zich vooral te richten op de bestrijding van de gevolgen van de problemen op het spoor, betoogt prof. dr. Eelco H. Dykstra.
Alle plannen, procedures, platforms, papier, goede bedoelingen en beloftes ten spijt gingen de NS en ProRail afgelopen weekend weer hard onderuit op een laagje sneeuw en een beetje vorst.
De misère rond het treinverkeer in Nederland zorgde voor veel perikelen en commotie; bij de bevolking, bij de media, bij de overheid, bij kennisinstellingen en bij het bedrijfsleven. En toch was dit nog maar een heel mild scenario.
Complexe problemen vereisen vaak complexe oplossingen. We weten dat eigenlijk ook wel, maar toch verwachten we vaak dat er een simpele oplossing is of moet zijn. Ook bij de chaos rond het treinverkeer. Reden dus om eens kritisch doch speels een aantal zaken op een rij te zetten.
Problemen
Er is een aantal aspecten dat bedacht moet worden als het gaat om de bestrijding van calamiteiten. Allereerst de afstand tussen beleid en praktijk. Vaak zijn bestuurskundigen en bestuurlijk verantwoordelijken praktijk-ondeskundig. Zij worden echter wel verantwoordelijk gemaakt voor de gevolgen. Hoeveel van de burgemeesters in Nederland, allen verantwoordelijk voor het dossier openbare orde en veiligheid (OOV), hebben eigenlijk praktijkervaring met grootschalige conflicten en rampen?
Dan is er ook de relatie risico versus gevolg. Nederlandse beleidsmakers en bestuurders praten vrijwel altijd over het risico of de risico’s. Dat is eenvoudig te verklaren. Zolang we het over risico hebben, is het algemeen geaccepteerd dat we dan kunnen afwachten. Heel anders is dit wanneer we het zouden hebben over de gevolgen – dan is de algemene verwachting dat er direct en daadkrachtig opgetreden en gehandeld moet worden.
We noemen verder vertrouwen. De internationale ervaring leert dat de beheersing van elke crisis staat of valt met het vertrouwen tussen bevolking en overheid c.q. gezagsdragers.
Daarvoor zijn in de crisiscommunicatie twee dingen absoluut noodzakelijk. Ten eerste is dat een meedogenloze eerlijkheid vanuit de overheid tegenover de bevolking, dus ook over die zaken die de overheid niet weet of niet kan. Daarnaast moet de bevolking een handelingsperspectief worden geboden (Dit is wat u moet/kunt doen…).
Beroering
Ten slotte noem ik de verwachtingen. Alles wat we nodig hebben om ons dagelijks leven in stand te houden wordt internationaal aangeduid met de term ”kritieke infrastructuur”. Dit zijn zaken zoals transport, energie, communicatie, voedsel, water en gezondheidszorg.
We zijn er in Nederland inmiddels zo aan gewend geraakt dat al deze voorzieningen 24 uur per dag en 7 dagen per week functioneren, dat er grote beroering ontstaat wanneer er eens een keertje wat misgaat. Misschien is het beter om er rekening mee te houden dat deze voorzieningen gewoonweg af en toe uitvallen.
Doelgroep
Bij calamiteiten gaan burgers vaak meteen aan de slag, mits ze zich mede-eigenaar voelen van het probleem. Het treinverkeer is dat duidelijk niet, dat is een probleem van de overheid, de politiek, van de NS en ProRail. In Friesland gaan de bewoners massaal het ijs op om mee te helpen om de Elfstedentocht mogelijk te maken. Zou zoiets niet ook bij het treinverkeer mogelijk zijn?
Al vele jaren hopen en beweren beleidsmakers en allerlei technisch ingestelde vaklui in Nederland dat ernstige storingen in het treinverkeer te voorkomen zijn. Veel van de aandacht en investeringen gaan daarom naar de voorkant, naar preventie. Naar dure plannen, procedures, platformen. Het papier en de poldercultuur zijn geduldig. De aandacht en investeringen voor de ‘achterkant’, dus de voorbereiding op gevolgen van en na een ontregeling, van opvang tot informatievoorziening aan gedupeerden, staan echter nog altijd in de kinderschoenen.
De Nederlandse overheid wil eindelijk verbeteringen zien bij NS en ProRail. Dat betekent echter dat er ‘omgedacht’ moet worden. Een andere mentaliteit is nodig, minder vanuit de techniek en de theorie en minder vanuit de preventie maar meer naar de praktijk en de realiteit, dus op weg naar meer investeringen in de gevolgenbestrijding.
Helaas leert de ervaring met vergelijkbare, eerdere pogingen dat daarbij vaak een belangrijke doelgroep en een essentiële vraag worden vergeten. De doelgroep betreft de bevolking. De vraag die hun onthouden wordt is: „Hoe goed is ”goed genoeg”?”
Doelgroep en vraag zijn essentieel omdat ze ons dwingen te kwantificeren wat we met z’n allen wel of niet willen. Welke risico’s en welke gevolgen willen we nu wel en niet accepteren? Zegt u het maar.
De auteur is hoogleraar internationale crisisbeheersing aan de George Washington Universiteit te Washington DC.
Prof. Dykstra wil graag uw mening horen. Uw commentaar en opmerkingen naar aanleiding van dit opiniestuk kunt u mailen naar dykstra.disaster.stories@gmail.com. U kunt op de betooglijn van het gehele essay reageren maar ook op elk van de genoemde (deel)problemen Ook voorbeelden van problemen (en/of oplossingen) die te maken hebben met de (te) grote afstand tussen beleid en praktijk, zijn welkom.