Daders
Het is bedroevend wanneer een landbouwer twintig maten koren zaait en tien maten vrucht oogst. Hoe is het met onze bediening? Bij de meeste toehoorders gaat het zaad van het goddelijke Woord en de moeite van onze arbeid helaas verloren. Jesaja zegt hiervan: „Ik heb tevergeefs gearbeid, ik heb Mijn kracht onnuttelijk en ijdellijk toegebracht…”Geliefden, ik zal u met de woorden van de apostel aanspreken: „Dit moet, mijne broeders, alzo niet geschieden”, dat u het Woord ontvangt en nooit iets wedergeeft en dat u wel hoorders bent, maar geen daders. Heeft u dan geen hart of geen mond, geen hand of voet om vruchten voort te brengen? O geliefden, neem het toch in acht. Is het dan alleen maar dat wij hierdoor Gods toorn over ons verwekken? De aarde die het goede zaad inslikt en verteert en niets dan doornen en distelen draagt, is verwerpelijk. Of, gelijk die vijgenboom die geen vrucht gaf. Christus sprak de vloek over hem uit omdat Hij niets anders dan bladeren vond. Zo is het ook met de hoorders die het Woord ontvangen en het niet bewaren, of die het wel bewaren voor een tijd, maar daarna verstikt het en brengt geen vrucht voort. Hun staat is een schande en hun einde het verderf.
Indien wij dan begeren te vlieden van de toorn en de vloek, zo laat ons Gods Woord biddend ontvangen en niet alleen hoorders zijn, maar ook daders.
Johannes Gerardi à Besten, predikant te Groningen (Geestelijke Apotheek, 1663)