Kwakzalverij
Ziekte is een mankement in het mechaniek van ons lijf en de oplossing moet je zoeken in het repareren of vervangen van het defecte onderdeel. Het lijkt mij moeilijk te weerspreken dat dit uitgangspunt in de praktijk van de geneeskunde redelijk succesvol is gebleken. Dat neemt niet weg dat dit mechanistische model zijn beperkingen heeft. Goede geneeskunst hoort ook oog te hebben voor die aspecten van het mens-zijn die buiten het puur lichamelijke liggen. Hoe dat in de praktijk vorm moet krijgen, is een heikel punt.
Hoe gevoelig dit onderwerp ligt, bleek uit een onlangs in Medisch Contact gepubliceerde bijdrage van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK). De toorn van de VtdK was ontstoken vanwege een door ZonMW, een organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie, gepubliceerde nota waarin aandacht wordt gevraagd voor zogenaamde complementaire interventies in de gezondheidszorg: behandelwijzen gebaseerd op veronderstelde werkingsmechanismen die buiten het domein van de reguliere biomedische zorg of behandeling vallen.
Als voorbeelden hiervan werden massage, ”mind-body interventies”, muziek- en kunsttherapie, acupunctuur en fytotherapie of kruidengeneeskunde genoemd. Een van de aanbevelingen waar de nota mee afsloot, luidde als volgt: „Sta open voor voortschrijdende inzichten en veranderende paradigma’s over gezondheid en ziekte, preventie en curatie, en sluit daarmee aan bij de maatschappelijke vraag en respons van de zorgmarkt om verschillende mensvisies en wereldbeelden te integreren met het oog op een gezamenlijk doel, te weten het bevorderen van de gezondheid.”
De Vereniging tegen de Kwakzalverij had voor deze nota geen goed woord over. In haar optiek horen diagnostiek en behandeling gebaseerd te zijn op door de medische gemeenschap geaccepteerde wetenschappelijke inzichten in ziekte en gezondheid. „Roep om meer onderzoek naar ‘complementaire’ zorg verbijstert” en is „een zinloos streven waarmee de organisatie (ZonMW) de klok dertig jaar terug probeert te zetten.”
De reactie van ZonMW was gematigd: „Om tot een zinvolle gedachtewisseling te komen, is een respectvolle opstelling tegenover mensen die misschien net iets anders denken, essentieel. Dergelijk respect voor de afwegingen van ZonMW is soms moeilijk te vinden in de reactie van de VtdK.” Een schrijver van een ingezonden reactie was minder terughoudend: „Daar zijn ze weer, de prominente leden van de van de Vereniging tegen de Kwakzalverij met een rabiate aanval op mensen die durven af te wijken van de lijn van de gevestigde academisch-medische orde… ketters moeten op de brandstapel.”
Sceptisch
De weerstand van de Vereniging tegen de Kwakzalverij is niet representatief voor de medische beroepsgroep in het algemeen. Zo vond in 2007 bij een door de artsenfederatie KNMG georganiseerde ledenraadpleging de helft van 800 ondervraagde artsen dat alternatieve geneeswijzen weliswaar niet genezen, maar de patiënt wel helpen. Blijkbaar is er in de beroepsgroep ruimte te vinden voor toepassing van behandelwijzen die soms hun legitimatie vinden buiten de grenzen van het gebied waarover de westerse wetenschap de scepter zwaait.
Ik kan me voorstellen dat er lezers zijn die deze ontwikkeling toejuichen. We geloven immers dat er een werkelijkheid is die onze platvloerse realiteit overstijgt en die zich onttrekt aan onze wetenschappelijk te verifiëren ideeën. En als ook andere mensvisies en wereldbeelden een rol mogen spelen bij het bevorderen van onze gezondheid, biedt dat misschien perspectief voor op christelijke leest geschoeide zorginstellingen.
Ik ben hier echter sceptisch over. Als ik denk aan de ophef die onlangs ontstond in de media vanwege de begeleiding die Different aanbiedt aan christenen die te maken hebben met homoseksuele gevoelens, of aan de negatieve publiciteit rondom uitspraken over duiveluitdrijving door een toenmalige medewerker van Stichting De Hoop te Dordrecht, plaats ik vraagtekens bij de verwachting dat een breed erkennen van de tekorten van een op een mechanistisch model stoelende geneeskunst zal leiden tot meer begrip en ruimte voor mensen die geloven dat ziekte en gezondheid hun uit Gods vaderlijke hand toekomen.
Het lijkt me eerder waarschijnlijk dat er een toenemende ruimte zal ontstaan voor toepassing van alternatieve behandelwijzen met hun wortels in een breed palet aan oosterse filosofieën. Een gang van zaken waarbij de voormalige natuurarts Ruud van der Ven in zijn recent verschenen boek ”Genezing uit het oosten” de nodige kritische kanttekeningen plaatst. Niet alleen met betrekking tot de twijfelachtige effectiviteit van dergelijke behandelingen, maar ook en vooral vanwege hun mogelijke relatie tot een veronderstelde geestelijke werkelijkheid waarmee een christen zich volgens hem niet dient in te laten.
Voor uitspraken over het gevaar van occulte belasting door contact met oosterse geneeswijzen acht ik me niet bevoegd en deskundig; ik ben het nooit tegengekomen, maar dat kan liggen aan mijn oogkleppen of mijn onwil de mogelijkheid ervan te erkennen.
Het andere punt dat Van der Ven aanstipt, twijfels over de werkzaamheid ervan, onderschrijf ik echter van harte. Vandaar dat ik ertoe neig de pogingen van de Vereniging tegen de Kwakzalverij om de geneeskunde te vrijwaren van niet-reguliere behandelwijzen, te steunen. Haar negatieve mening over gebedsgenezing: „artsen horen niet in dergelijke genezingen te geloven”, neem ik dan maar op de koop toe.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Reageren? goedbekeken@refdag.nl