Genadeverbond centraal bij lezing Herv. Jeugdwerk
MONTFOORT – Bij ieder verbond gaat het om een relatie tussen twee partijen, maar het genadeverbond is zo bijzonder en onvoorstelbaar omdat het om twee zeer ongelijkwaardige partijen gaat: de oneindig hoog verheven Heere Die vanuit eigen initiatief met Zijn afkerig schepsel de meest intieme verhouding zoekt.
Dit zei ds. J. C. de Groot zaterdagavond tijdens de eerste regionale jongerenavond georganiseerd door het Hervormd Jeugdwerk.
Het Hervormd Jeugdwerk organiseert op verschillende plaatsen twee series jongerenavonden over het thema ”Genade als erfgoed”. De eerste serie gaat over ”Het verbond van Gods genade” en in de tweede serie staat de vraag ”Gedoopt zijn, maakt dat verschil?” centraal.
Ds. J. C. de Groot, emeritus predikant te Dordrecht, verwees in zijn inleiding naar Genesis 17, waar de Heere met Abram een verbond sluit. Volgens ds. De Groot is het aantal keren dat het woord ”verbond” in de Bijbel voorkomt al een indicatie welke centrale plaats het verbond inneemt.
De enorme afstand tussen God en Adam maakte het al onvoorstelbaar dat God een verbond met hem wilde sluiten, maar het is des te meer onbegrijpelijk dat God Adam blijft opzoeken, zelfs na de val, toen hij weg van God in het isolement vluchtte. Dit is altijd weer typerend, aldus ds. De Groot, dat God iedere keer het initiatief neemt en daarom is dit verbond met recht een genadeverbond.
De predikant verwees in dit verband naar artikel 17 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), waar de opzoekende liefde van God „zo mooi wordt beschreven. God blijft als het ware schreeuwen om Zijn schepsel, terwijl deze al bevende van Hem vandaan vluchtte.”
Opzoekende liefde
De NGB spreekt erover dat ook direct de Messias werd beloofd. Dit gebeurt bij de moederbelofte, waar alle latere beloften uit voortspruiten. Volgens de emeritus predikant blijkt Gods opzoekende verbondsliefde ook weer in het leven van Abram. Deze aartsvader was immers een afgodendienaar. In niets onderscheidde hij zich van alle andere heidenen uit het afgodische Ur der Chaldeeën. Bij de roeping van Abram, maar ook later, wordt hij steeds enkel uit genade weer opgezocht.
Uit de context van Genesis 17 blijkt dat het geestelijk leven van Abram weggezonken was. Hij loog over zijn relatie met Sara en wanneer de beloofde zaak uitblijft gaat Abram ongelovig aan ‘gezinsplanning’ doen in een ongeoorloofde verhouding met Hagar. Desondanks gaat God met deze zozeer ingezonken Abram een verbondsvernieuwing aan.
Het nieuwe element in deze verbondssluiting is, aldus ds. De Groot, de uitbreiding van het verbond, dat het niet beperkt blijft tot het volk Israël, maar zich uitstrekt tot de heidenen. De apostel Paulus zal deze geschiedenis van Abraham en vele andere oudtestamentische teksten gebruiken om aan te tonen dat de nieuwtestamentische kerk niet in de plaats van Israël, maar bij het volk Israël zal worden gevoegd.
Ds. De Groot: „In navolging van Calvijn en ook het doopformulier wil ik het genadeverbond heel breed zien. Net zoals in het Oude Testament het hele volk Israël deelde in de verbondsvoorrechten, zo delen ook alle gedoopte kinderen van de gehele gemeente in de voorrechten. Zoals het manna voor alle Israëlieten als het ware voor het oprapen lag, zo is ook Jezus Christus als het ”Brood des levens” voor alle gemeenteleden beschikbaar.”
Hoe het dan kan dat niet alle gemeenteleden behouden worden? Ds. De Groot: „Dan komen wij bij de centrale plaats van het geloof. Uit het Oude Testament blijkt dat het geloof een onmisbare schakel is tussen de Heere en het volk. Volgens de Bijbel kregen alle Israëlieten bescherming van de wolkkolom en allen gingen door de Rode Zee, maar vanwege het ongeloof werden niet allen behouden.”
Trouw
God is niet afhankelijk van de gedragingen van Zijn verbondskinderen, aldus de Dordrechtse predikant. „De onbegrijpelijke verbondstrouw van God klinkt door in de pinksterpreek van Petrus, waar de verbondsbeloften worden aangeboden aan mensen die hadden meegewerkt om Gods Zoon te laten kruisigen.”
Met een citaat van oudvader Wilhelmus à Brakel illustreerde ds. De Groot hoe ruim de beloften aan alle hoorders worden aangeboden. „De vergeving der zonden en de aanneming tot kinderen van God is een onuitspreekbaar voorrecht. Het gaat niet alleen om bevrijding van de last der zonde, maar ook om de innige band tussen God en Zijn kind”, aldus ds. De Groot.