Prof. Van ’t Spijker: Beroepingswerk is voluit geestelijke zaak
De dominee heeft een beroep. Zodra dat bericht door een kerkelijke gemeente gonst, spitst menigeen de oren. Tegelijk brengt het vaak een stroom van speculaties op gang. Te midden van allerlei menselijke overwegingen onderstreept prof. dr. W. van ’t Spijker het voluit geestelijke karakter van het beroepingswerk, dat oude papieren heeft.
Ds. A., verbonden aan een grote gemeente op de Veluwe, krijgt een beroep vanuit het noorden van het land. Het is nog maar nauwelijks uitgebracht of een gemeentelid is er al van overtuigd dat de predikant ervoor zal bedanken. De roepende gemeente is namelijk te klein en ligt nogal in een uithoek. Een ander veronderstelt juist dat de voorganger wél zal gaan, want hij zou hebben later doorschemeren na vijftien jaar graag eens op een andere plaats te willen dienen.
„Werd er maar meer voor gebeden en minder over gepraat”, verzuchtte ooit een predikant over het beroepingswerk. Hij wilde daarover nadrukkelijk blijven spreken op de toonhoogte van de Dordtse Leerregels: „En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil.”
Ambtsopvatting
Ook prof. Van ’t Spijker benadrukt het geestelijke karakter van het beroepingswerk. Het ontstaan van de huidige beroepingsprocedures is nauw verbonden met de gereformeerde ambtsopvatting, legt de Apeldoornse emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht uit. Hij gaat daarvoor terug naar de tijd van de Reformatie.
„De Rooms-Katholieke Kerk zag het priesterschap als een sacrament. De reformatoren namen afstand van het hiërarchische systeem van de paus tot en met de priester. Op grond van 1 Korinthe 12 tot en met 14, Romeinen 12 en Efeze 4 zagen ze predikanten als dienaren in de gemeente. De Heere Jezus is het hoofd van de kerk.”
Luther en Calvijn wezen erop dat Christus Zijn kerk regeert, vervolgt Van ’t Spijker. „Het ambt, de bediening van Woord en sacrament, komt van Christuswege naar de gemeente toe. Een predikant moet gezonden worden, lezen we in Romeinen 10. Christus zendt wie Hij wil. Hij Zelf wekt in het hart van degene die geroepen wordt de begeerte om het werk te doen en geeft de gaven ervoor.”
Het besef dat voorgangers geroepen en gezonden moeten worden, leefde bij de reformatoren sterk. „Van de wederdopers zeiden ze: Die kunnen geen preekstoel zien of ze menen erop te moeten staan. De mannen van de Reformatie zagen het als het recht van de kerk te onderzoeken of iemand geroepen is tot het ambt en of hij daartoe bekwaam is.”
Rondreizende predikers
Naarmate de Reformatie zich verder over Europa verspreidde, ontstonden er steeds meer plaatselijke kerken die naar een eigen voorganger uitzagen. Zo ontstond er een situatie waarin gemeenten een beroep uitbrachten op een predikant die elders werkzaam was.
In de begintijd had de overheid daarbij ook een stem in het kapittel, memoreert prof. Van ’t Spijker. „In die periode waren er ook rondreizende predikers. Zij trokken in opdracht van een classis of van de synode rond met het oog op de verdere ontwikkeling van de Reformatie.”
In de periode na de Synode van Dordrecht was het meer dan tegenwoordig gebruikelijk dat een predikant gedurende zijn hele ambtelijke loopbaan één of twee gemeenten diende, aldus prof. Van ’t Spijker. Onder invloed van een toenemend aantal vacante gemeenten ontstond op den duur een situatie waarin veel voorgangers achtereenvolgens op diverse plaatsen werkzaam waren. „Dat speelde vooral sterk als er na een scheuring een nieuw kerkverband ontstond dat zeker in het begin weinig predikanten telde.”
Prof. Van ’t Spijker wijst erop dat prof. G. Wisse voor en na zijn professoraat negen gemeenten diende. „Hij bracht een boodschap waar mensen naar uitkeken en had een groot retorisch talent, waardoor hij veel beroepen kreeg. Na twee, drie of vier jaar vertrok hij naar een andere plaats. Een predikant dient een gemeente echter niet alleen in de prediking, maar ook in het pastoraat. Dat laatste is vaak een zaak van de lange adem. Dat pleit ervoor om langere tijd in een gemeente werkzaam te zijn.”
Kerkleden beoordelen het in de ogen van prof. Van ’t Spijker soms te gemakkelijk negatief als een predikant langdurig één gemeente dient. „Als een dominee een aantal jaren geen beroep krijgt, denken mensen al snel: Wat zou er met die man aan de hand zijn? Maar er is niets mis mee om lange tijd op dezelfde plaats te arbeiden. Predikanten zijn geen rondtrekkende apostelen zoals in de tijd van het Nieuwe Testament.”
De emeritus hoogleraar zegt dat het „gezond” kan zijn als een predikant na verloop van tijd een andere gemeente gaat dienen, maar ziet dit zeker niet als een automatisme. „Mensen zeggen soms: Onze dominee staat hier zo lang, we willen nu wel weer eens een ander, fris geluid horen. Maar gaat het daar om? Een predikant is geroepen dienaar van het Woord te zijn. Als hij op basis van goede exegese de boodschap van de Schrift verkondigt, raakt hij zijn leven lang niet uitgepreekt.”
Hoorcommissie
De wijze waarop het beroepingswerk verloopt, krijgt in de zeventiende eeuw z’n weerslag in de Dordtse Kerkorde. In de kerken van de gereformeerde gezindte blijven de grondlijnen sindsdien hetzelfde, al verschilt de praktische invulling (zie elders op deze pagina).
Een aantal kerken kent zogenaamde hoorcommissies die vanuit een vacante gemeente het land in gaan om een predikant die voor een beroep in aanmerking komt te beluisteren. Mede op grond van deze ervaring wordt dan besloten of hij daadwerkelijk wordt beroepen. Deze werkwijze is, zegt prof. Van ’t Spijker, niet rechtstreeks te herleiden tot de Bijbel. Toch waardeert hij die positief.
„Een gemeente moet niet in het wilde weg beroepen, maar goed weten wie een predikant is, hoe hij preekt, catechiseert en pastoraat bedrijft. Maar ook wat voor karakter hij heeft. Er is diversiteit onder voorgangers. Bij een beroep gaat het erom: is deze predikant bekwaam om in ónze gemeente te dienen. Om dat te kunnen beoordelen, moet je het nodige van hem weten.”
Sommige kerken vragen een predikant ”op beroep” te komen preken. „Er is niets op tegen als een gemeente dat doet in haar zoektocht naar een voorganger. Het kan helpen om je een goed beeld van iemand te vormen. Voor een predikant kan het eveneens waardevol zijn. Als het tot een beroep komt, is het voor hem belangrijk de gemeente enigszins te leren kennen. Daarna zal blijken of hij zich aan haar verbonden en steeds meer verbonden gaat voelen, of juist niet.”
Wereldwijd
Het beroepingswerk is volgens prof. Van ’t Spijker geen typisch Nederlandse aangelegenheid. Hij komt het wereldwijd tegen, onder meer in Amerika, Schotland, Hongarije en Frankrijk. „Het gaat dan steeds om kerken die staan in de gereformeerde traditie en die allemaal het wezenlijke van de roeping en het gezonden worden van een predikant hooghouden.”
Omdat hieraan belangrijke Bijbelse gegevens ten grondslag liggen, zou prof. Van ’t Spijker deze werkwijze niet graag inruilen voor een andere. „In sommige kerken kunnen predikanten solliciteren. Daar zou ik heel terughoudend in zijn. In zo’n systeem staat niet het belang van de gemeente voorop, maar dat van de predikant. Het gaat er echter niet om hoe híj zich kan ontwikkelen of waar híj wat meer kan verdienen, maar waar hij geroepen wordt. Dat laatste moeten we niet kwijtraken. Het bevestigingsformulier vraagt niet voor niets „of gij gevoelt in uw hart, dat gij wettelijk van Gods gemeente, en mitsdien van God Zelf, tot deze heilige dienst geroepen zijt.””
Zekerheid over de vraag waar de Heere hem roept, krijgt een predikant in de weg van gebed en meditatie „waarin wordt gerekend met de beloften van God en de werking van de Heilige Geest. Er komt geen briefje uit de hemel, maar uiteindelijk moet het laatste knikje wel van Boven komen.”
Roepingsbesef is ook belangrijk als het soms tegenzit in het werk in een gemeente, zegt prof. Van ’t Spijker. „Juist dan is het nodig dat een predikant weet dat hij er niet zelf voor gekozen heeft om daar te arbeiden, maar erop terug kan vallen dat de Heere hem ertoe heeft geroepen.”
Dit is de eerste aflevering in een serie over beroepingswerk. Woensdag deel 2.
Verschillend geregeld
Het beroepingswerk is niet in elk kerkverband hetzelfde geregeld. De laatste jaren lijkt er in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een wijziging te zijn opgetreden, waarbij een beroep soms al wordt aangenomen voordat het officieel is uitgebracht. Ook kan het voorkomen dat een beroep al enkele weken voor de ingangsdatum bekend wordt.
Van een kerkordelijke wijziging is echter geen sprake, vertelt kerkrechtdeskundige dr. P. van den Heuvel. „Wat er in het informele circuit gebeurt, weet ik niet. Volgens de kerkorde is het zo dat je als predikant gaat beslissen nadat je het beroep ontvangen hebt.”
Een beroep kan in de Protestantse Kerk op verschillende manieren tot stand komen. „Officieel kiezen de stemgerechtigde leden van de gemeente wie er beroepen moet worden. Gemeenten kunnen er in hun beleidsplan echter ook voor kiezen dat de kerkenraad dit beslist. Een stemming door de leden van de gemeente kwam vroeger in de Hervormde Kerk ook al voor.” Dubbeltallen worden er niet vaak gesteld, maar het is wel een kerkordelijke mogelijkheid, Van den Heuvel. Drietallen zelfs. „Dat zag je in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw nog wel eens.”
Wat in de protestantse kerkorde wel veranderde ten opzichte van de Hervormde Kerkorde was de aanduiding „kandidaat tot de heilige dienst” in „proponent” die aangeeft „te staan naar het ambt.”
De kerkorde van de Hersteld Hervormde Kerk biedt eveneens de mogelijkheid om dubbeltallen op te stellen. In de praktijk gebeurt dit echter nooit, zegt ds. R. W. Mulder, scriba van het breed moderamen. „Gemeenten kleiner dan 200 leden moeten stemmen, zoals was vastgelegd in de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zij stemmen dan op een door de kerkenraad voorgestelde kandidaat of predikant. Als deze 50 procent van de stemmen of meer krijgt, wordt er een beroep op hem uitgebracht. Dit gebeurt meestal door middel van een persoonlijk bezoek, maar soms ook aangetekend of telefonisch. Na een periode van drie weken moet een beslissing worden genomen. Een enkele keer valt deze beslissing eerder, maar 80 procent houdt zich wel aan deze termijn.”
In de Gereformeerde Gemeenten stelt de kerkenraad (ten minste) een dubbeltal samen, waarna de mannelijke leden in een ledenvergadering de te beroepen predikant of kandidaat kiezen. Ds. P. Mulder, voorzitter van het deputaatschap kerkrecht, geeft aan dat kandidaten die in juni van de Theologische School komen soms met drie of vier tegelijk verkiesbaar worden gesteld. „Dit is bij predikanten niet gebruikelijk.”
Na de ledenvergadering wordt er direct een beroep uitgebracht. Meestal gebeurt dit schriftelijk, maar ook wel telefonisch. „Zo’n tien tot twintig jaar geleden ging een deputatie van de kerkenraad een beroep ook wel persoonlijk brengen bij een predikant, maar dit komt nu weinig meer voor.” Bezwaren kunnen worden ingediend als de bevestiging zal gaan plaatsvinden. „Dit kan tot twee weken na het aannemen van een beroep”, aldus ds. Mulder.
Ds. A. Wagenaar, secretaris van het deputaatschap kerkorde en kerkrecht in de Christelijke Gereformeerde Kerken, geeft aan dat er ook in dit kerkverband een dubbeltal wordt gesteld door de kerkenraad. „Vaak gaat een beroepingscommissie van tevoren op pad om verschillende predikanten te horen. In de commissie zitten behalve kerkenraadsleden ook wel vertegenwoordigers uit de gemeente, soms ook jongeren. Zij brengen verslag uit aan de kerkenraad, waarna deze een dubbeltal stelt.” Uniek in de Christelijke Gereformeerde Kerken is de beslissingstermijn van zes weken voor kandidaten. „Het komt wel eens voor dat kandidaten in de vierde week een ander beroep krijgen, waardoor ze verlenging van deze zes weken nodig hebben.” Dat predikanten eerder een beroep aannemen dan na de gebruikelijke drie weken ziet ds. Wagenaar zelden gebeuren.
Meest gelezen rubriek
Het is een van de kleinste rubrieken in de krant en tegelijk het meest gelezen onderdeel: beroepingswerk. Achter de korte vermelding van gemeenten die een beroep uitbrengen en kandidaten en predikanten die een beroep aannemen of ervoor bedanken, gaat een wereld van geestelijke en praktische overwegingen schuil. In een serie artikelen komen diverse aspecten daarvan aan bod. Vandaag belicht prof. Van ’t Spijker Bijbelse en kerkhistorische achtergronden. In de volgende afleveringen komen diverse predikanten, een predikantsvrouw en een scriba aan het woord.