Machtsmisbruik in de gemeente
Titel:
”Macht in de gemeente. Over machtsfiguren en machtsmisbruik in de kerk”
Auteur: Volker en Martina Kessler
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2002
ISBN 90 239 1179 2
Pagina’s: 80
Prijs: € 9,90. Machtsmisbruik. Nee, niet in de wereld, maar in de kerk. ”Macht in de gemeente”, geschreven door het echtpaar Volker en Martina Kessler, bevat waardevolle opmerkingen over dit heikele onderwerp. Toch gaat tijdens lezing van het boek meer en meer de vraag dringen hoe de auteurs aankijken tegen de ambten in de gemeente. Duidelijker: Is hun ambtsvisie wel naar de Schrift? Heel concreet: Speelt een ouderling die tijdens huisbezoek een slordige kerkganger de ernst van de eeuwigheid op het hart probeert te binden een machtsspel met het gemeentelid? Nee toch, hopen we.
”Macht in de gemeente” begint met een blik in de nieuwtestamentische gemeente. Uit het gedrag van Diotrefes (3 Johannes vers 9-10) worden acht kenmerken van een typische machtsfiguur afgeleid. De Kesslers maken onderscheid tussen een algemeen menselijke machtshonger, waaraan we bijna allemaal wel eens ten prooi vallen, en het meer systematische machtsmisbruik van sommigen. Dat is winst. De moderne mens immers is geneigd om een persoon, een ambtsdrager, op grond van een enkele fout voor maanden scheef aan te kijken.
In een volgend hoofdstuk, over de persoonlijkheidskenmerken van machtsfiguren, treffen we nuttige vragen aan voor predikanten. Hoe gaat een predikant om met zijn eigen fouten? Probeert hij door kritiek macht over anderen uit te oefenen? De medespelers en de slachtoffers van machtsmisbruik vullen het derde hoofdstuk, terwijl het vierde hoofdstuk praktische tips bevat voor de omgang met machtsfiguren. Gastschrijver K. W. Müller schrijft ten slotte een hoofdstukje over machtsfiguren binnen de zending.
Norm
Het kan niet de bedoeling van deze bespreking zijn om het probleem van machtsmisbruik weg te wuiven. Welke verwoestende gevolgen bijvoorbeeld heeft seksueel misbruik of intimidatie helaas niet binnen pastorale contacten? Wie ooit met een dergelijk probleem in aanraking is gekomen, zal de ernst ervan niet onder de tafel kunnen of willen schuiven.
Verder, het past een predikant niet om fouten op zijn ambtsterrein te relativeren. Wie naar zijn eigen lange tenen leerde zien, zal niet zo snel zeggen dat hij nederig van hart is. Ambtsdragers moeten altijd maar vrezen dat ze ambtelijk gezag verwarren met persoonlijke naam en eer. Hoogmoed en zelfhandhaving komen ons tenslotte niet van buitenaf aanwaaien.
Centraal staat voor de auteurs het zogeheten ”dienende leiderschap”, dat ze afzetten tegen het traditionele leiderschap. In Matth. 20:25-28 zou de Heere Jezus de traditionele machtspiramide -leiders staan bóven de gemeente- op de kop zetten en de leider juist ónder de gemeente plaatsen. Wat is dan de taak van een predikant? Uitleggen, mensen enthousiast maken, helpen, dingen mogelijk maken, voordoen en het denkwerk vooraf doen.
Dit type leiderschap achten de Kesslers onder andere nodig omdat de jonge generatie het verwacht (blz. 32). Echter dringt zich dan de prangende vraag op: Zijn deze jonge mensen en hun verwachtingspatroon dan de nórm?
Management
De vraag dringt hoe de auteurs de ambten zien. Zijn ambtsdragers door de verhoogde Koning aan de gemeente geschonken (zie bijvoorbeeld Éfeze 4:11) en hebben ze daarom ook ambtelijk gezag (zie bijvoorbeeld de beide brieven aan Timothéüs en die aan Titus, de drie pastorale brieven dus)? Zo immers vertolken de klassieke bevestigingsformulieren voor een dienaar des Woords en voor ouderlingen en diakenen op een evenwichtige wijze de gereformeerde ambtsleer. Of komen de ambtsdragers ’bovendrijven’ als de mensen die het meest beantwoorden aan de wensen van het mondige gemeentelid en die aan deze wensen van de gemeente het best vorm weten te geven?
Van deze tegengestelde visies op het ambt ’doet’ in onze tijd de tweede het misschien beter. Maar op grond van Gods Woord blijven we, met de kerk der eeuwen, toch van harte en heel duidelijk pleiten voor de éérste opvatting: het ambt door Christus opgelegd.
Met dit uitgangspunt hangt nogal wat samen. Welke plaats hebben de psychologie en het moderne management binnen de kerkelijke gemeente? Binnen evangelische kringen een tamelijk grote. Maar daar is tevens weinig te bespeuren van de ambtsopvatting uit de Reformatie. Opvallend is overigens dat de auteurs beiden verbonden zijn aan een christelijke school voor management (!) in Duitsland.
Zelfbedrog
Psycholoog Kees Roest lijkt in zijn woord vooraf ook niet te ontkomen aan de versmalde blik van de Kesslers. Hij schrijft over een predikant die zijn kleine gemeente „strak in de hand” heeft. Deze predikant „beweert” dat alleen daar de waarheid verkondigd wordt. Wie zich naar elders begeeft, gaat voor eeuwig verloren. Als iemand vertrekt, wordt de familie onder druk gezet de contacten met het opstandige lid te verbreken.
Wanneer dit inderdaad het geval is, moet de alarmbel gaan rinkelen. Dit is een typisch trekje van een sekte. Maar mag een predikant waarschuwen tegen zelfbedrog? Mag hij dat ernstig doen en de jammerlijke gevolgen van zelfbedrog voor ogen houden? Of behoort dat ook tot machtsmisbruik?
Van deze uitgave valt echt wel wat te leren, maar ik ben er niet van onder de indruk. Eigenlijk mis ik de schriftuurlijke ambtsvisie en daardoor is het me te pragmatisch.
Trouwens, wat de vertaling uit het Duits betreft: ik heb die niet met de oorspronkelijke tekst vergeleken, maar ik vind de vertaling van de oorspronkelijke titel, ”Die Machtfalle. Machtmenschen in der Gemeinde” (Brunnen Verlag, Giessen), veel te vrij, om niet te zeggen slordig. De -voor ons allen- dreigende val waarin een mens vast kan geraken, is daardoor helemaal buiten beeld in de Nederlandse titel.