Herdenking watersnood 1953: „Mijn vlot dreef precies naar een huis toe”
NIEUWERKERK/OUWERKERK – Vanaf het dak sprong hij op een vlot. „En dat dreef precies naar een huis toe dat overeind bleef, aan de rijksweg.” Daar overleefde Nieuwerkerker N. Eerland de watersnood van 1953; „de ramp.”
In de ijzige wind woonde hij woensdagmiddag op de begraafplaats van zijn dorp de herdenking van de ramp bij. Hij overleefde; zijn moeder kwam om. Eerland schiet vol. „Ze werd 56 jaar.” Het ouderlijk huis werd verwoest. „Toen ik omkeek, was alles weg.”
Het is alweer 59 jaar geleden, maar de ramp ging nooit meer weg uit Nieuwerkerk en uit al die andere plaatsen waar het water verraderlijk toesloeg. „Het leven van velen is vanaf die dag ernstig getekend”, zegt R. J. Dekker van de dorpsraad in zijn welkomswoord.
Ds. P. Verhaar, sinds ruim een jaar hersteld hervormd predikant in Sirjansland, hoort de verhalen in zijn gemeente. „Wat veel mensen bijgebleven is, zijn de geluiden; het bonken van de drijvende meubels tegen het plafond. En de geweldige opvang op de evacuatieadressen, soms wel tien maanden lang.”
„Er is veel gesproken over de ramp”, zegt Dekker. „En er is veel níét gesproken.” Omdat men niet spreken kón, over gebeurtenissen die te verschrikkelijk waren om te bevatten; die een wond sloegen die nooit meer heelde.
Enkele honderden inwoners wonen de herdenking op de Nieuwerkerkse begraafplaats bij. Basisschoolleerlingen plaatsen de krans bij het monument. Andere leerlingen dragen gedichten voor. „De golven werden opgezweept; de mensen werden meegesleept. Het is goed om dit te gedenken; de Heere wil troost en kracht schenken.”
Ze luisteren; de ouderen die het meemaakten; de jongeren die zich het onvoorstelbare proberen voor te stellen. „Veel mensen huilen nog zacht, om de herdenking van deze erge nacht.”
Wethouder W. Stouten vertelt het verhaal van de ramp die Nieuwerkerk trof; van de hulpverlening daarna. Van het grillige water, dat nu eens een vriend en dan weer een vijand is.
Daarna volgt een minuut stilte; Stouten had het al gezegd: „Herinneringen komen boven.” Eerland loopt ontroerd de begraafplaats af. Zijn moeder was een van de 290 slachtoffers; 290 van de 1860 inwoners.
Begraven of vermist
In totaal kwamen 532 mensen op Schouwen-Duiveland om. En zoveel anderen meer, elders in Zuidwest-Nederland, op Texel, in België en aan de Engelse oostkust. Dat wordt op tal van plaatsen herdacht.
Een uur eerder dan in Nieuwerkerk hangen twee basisschoolleerlingen een krans op de standaard bij het monument op de begraafplaats van Ouwerkerk. Een snijdende wind jaagt over het vlakke land, maar lang niet zo hard als toen. Het is koud, dat wel, maar deze dag is zonovergoten, en dat was hij op 1 februari 1953 niet. De storm stuwde het water op tegen de dijken, totdat ze braken en het land prijsgaven dat ze moesten beschermen. Het water vroeg zo onnoemelijk veel. Meer dan 1800 slachtoffers; kille cijfers, ijzig als de februariwind.
De rijen vlakke stenen tonen naam na naam van hen die werden begraven, of die nooit werden teruggevonden. „Het staat gegrift in de herinnering”, zegt wethouder G. E. Houtekamer tot de ruim vijftig aanwezigen, oud en jong. „Het leven van velen is ingrijpend en voorgoed veranderd.”
In Ouwerkerk kwam eenzesde van de inwoners om. „Wie de ramp heeft overleefd, kent de angst, de ontberingen”, zegt Houtekamer. De kinderen probeerden het zich in te leven, en ze dragen hun gedichten en opstellen voor. Over het water dat de ruiten vernielde, de huizen veroverde, muren deed instorten. Over de kou, de vlucht, de verwoesting, „huizen en spullen, helemaal kapot.” Over de slachtoffers, de evacuatie en het dijkherstel.
De mutsen gaan af; stilte daalt over de begraafplaats. Duiveland herdenkt zijn doden.