Opinie

Een cantate van Bach in de eredienst

Jan-Kees Karels
31 January 2012 11:03Gewijzigd op 14 November 2020 19:00

In Daniël, het jongerenblad van de Gereformeerde Gemeenten, stond kort voor de kerstdagen een artikel over Johann Sebastian Bach, geschreven door ds. G. J. Baan uit Kalamazoo. Het was een lofzang op de Thomascantor, een aanbeveling aan jongeren zich te verdiepen in het oeuvre van deze Salomo onder de componisten. De predikant citeert Bachs cantates graag op de kansel. Hij luistert dagelijks cantates op zijn studeerkamer of in de auto, en speelt „liever niets anders dan Bach.” „De Heere heeft Zijn kind en knecht Bach (hij wordt wel genoemd: ”De profeet vanaf de orgelbank”) heel veel gegeven. Dat alles (bijna) is ons overgelaten. Laten we er dankbaar gebruik van maken.”

Een bericht op de website van deze krant over dit artikel leidde tot reacties. Ik licht er enkele uit:

„Met genoegen en instemming las ik het artikel. Moedig om dit zo voor het voetlicht te brengen.”

„De tekst van Bachs cantates blijft na zo veel eeuwen getuigen tot in concertzalen toe. Ook naar die mensen die menen God te kunnen ontkennen. Dat kan alleen door de ongelofelijk hoge kwaliteit…”

„Bach was een oude schrijver, een oudvader maar dan één die eenvoudige teksten ontsproten uit de geest van het luthers theologisch erfgoed, met een snufje piëtisme versterkte en uitvergrootte met de prachtigste muziek.”

Er zijn ook lezers die zich ergeren, het allemaal maar overdreven vinden. Ik kan me daar ook wel iets bij voorstellen. Als je zelf niets met Bach hebt –wat ik mij weer niet kan voorstellen–, vind je een lofzang op de man algauw overtrokken.

Toch geven dergelijke ontboezemingen over een componist wel iets aan. Allereerst vormen ze een signaal van verdere muzikale emancipatie. Je ziet dat klassieke muziek in de gereformeerde gezindte aan een stevige opmars bezig is. Eén of twee generaties geleden werd een viool of piano nog als „werelds” afgedaan. Er waren kerkenraden die overuren draaiden over de vraag of je in de kerkzaal op een blokfluit mag spelen tijdens een uitvoering. Dat alles is nu geen issue meer – op een paar achtergebleven uitzonderingen na.

Een tweede belangrijke punt betreft de aard van kunst. Van omgang met Bachs muziek kun je leren dat kunst inspanning vergt. Er moet hard worden gewerkt om resultaat te krijgen. Musici die voor een uitvoering volautomatisch hun trompet of fluit trekken omdat ze het kunstje „al kennen”, zijn te wantrouwen. Artikelen zoals van ds. Baan zijn een hart onder de riem van ouders die hun kinderen dagelijks moeten laten trainen op hun instrument. Dat vergt namelijk ook de nodige inspanning. Het luisteren van een cantate uitgevoerd door Masaaki Suzuki kan dan stimulerend werken.

Niet onbelangrijk is in de derde plaats het feit dat niet een musicus, maar een predikant zich sterk maakt voor klassieke muziek. In het Nederlands protestantisme is dat niet zo zeldzaam, in de Gereformeerde Gemeenten wel. Predikanten in reformatorische kerken die een gefundeerde mening hebben over muziek zijn niet dik gezaaid. Het zijn singuliere eenlingen. Wat er in de Gereformeerde Gemeenten aan kerkmuzikale doordenking gebeurt, wordt grotendeels bepaald door de VOGG, een organistenvereniging.

Het is goed als predikanten en musici zich sámen verantwoordelijk voelen voor de liturgie. Een mooi voorbeeld is de organistendag van de Hersteld Hervormde Kerk, zaterdag in Lunteren. De dag was bestemd voor organisten, ouderlingen en predikanten, kerkvoogden en gemeenteleden. Een gedeelde verantwoordelijkheid! Wat mij betreft een belofte voor de toekomst. Wie weet gaan we het nog meemaken dat er een cantate van Bach in de zondagse eredienst klinkt, gezongen door het koor van de plaatselijke gemeente! Want de zondagse eredienst is toch het moment bij uitstek waarop christenen de lof van de Schepper zingen.

Reageren? beeldenstorm@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer