Steun voor onderzoek naar scheuring 1967
APELDOORN – In de gereformeerd vrijgemaakte wereld lijkt brede steun te leven voor de oproep van historicus Wim Berkelaar om onderzoek te doen naar de synodebesluiten van 1967. Door deze besluiten kwam er een scheuring waaruit de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstonden.
In een column op de site www.protestant.nl deed Berkelaar, verbonden aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, deze week de oproep een „waarheidscommissie” in te stellen om het „geweld” van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw in kaart te brengen en zo „schoon schip te maken.”
In 1967 speelde de kwestie van de open brief, waarin kritiek werd geuit op het exclusieve karakter van de vrijgemaakte kerken. De ondertekenaars werden geschorst omdat zij „de waarachtige en volkomen leer der zaligheid” in twijfel zouden hebben getrokken. Ook zouden zij kritisch staan ten opzichte van artikel 28 en 29 van de NGB (die handelen over de kerk). De schorsing leidde tot een scheuring, waarbij ongeveer 30.000 kerkleden buiten het verband kwamen te staan. Deze vormden later de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK).
Binnen de Gereformeerden Kerken vrijgemaakt (GKV) gingen al eerder stemmen op om schuldbelijdenis te doen over de breuk van 1967. Zo schreef prof. dr. J. Douma in januari 2003 een brief waarin hij hiertoe opriep. De generale synode van Zuidhorn van de GKV (2002/2003) sprak uitvoerig over het eventueel instellen van een waarheidscommissie naar de synodebesluiten van 1967. Daar was toen geen meerderheid voor.
De toenmalige synodepreses, dr. E. A. de Boer, geeft desgevraagd aan dat hij de oproep van Berkelaar deelt, hoewel hij zich distantieert van de toon en het verschijningsmoment van zijn column. „Ik bemerk een grote heftigheid tegen de recent overleden J. Kamphuis.”
In 2009 publiceerde dr. De Boer in het GKV-orgaan De Reformatie een soortgelijk voorstel als Berkelaar. „Het lijkt mij goed als vrijgemaakten en Nederlands gereformeerden samen historisch onderzoek doen. Wij belijden niet zoals de rooms-katholieken dat de kerk onfeilbaar is.”
Een commissie, met leden uit beide kerkverbanden, zou een korte schets van de gebeurtenissen in 1967 moeten maken, aldus dr. De Boer. Vervolgens zou op grond daarvan moeten worden bekeken „of er schuldbelijdenis nodig is.” Plaatselijke kerken, waar een scheuring of schorsing heeft plaatsgevonden, moeten bij het onderzoek worden betrokken, adviseert dr. De Boer.
De oud-synodepreses pleit ervoor de commissie niet door de synode aan te laten stellen, maar het initiatief te leggen bij gemeenteleden uit beide kerkgenootschappen. „Dat zorgt voor meer vrijheid van handelen.”
Dr. De Boer acht de kans dat een dergelijke commissie er binnen nu en een jaar is „groot. De tijd is er rijp voor. De pijn rond de scheuring is in de meeste gevallen verdwenen of verzoend door samensprekingen op lokaal niveau. Goede contacten zorgen voor bereidheid om naar het verleden te kijken. De generatie die ”1967” heeft meegemaakt is inmiddels hoogbejaard of al overleden. Ten derde is er de afgelopen jaren breed onderzoek gedaan naar deze periode. Het lijkt me nu tijd om een spade dieper te steken.”
Prof. dr. J. Douma heeft er evenmin bezwaar tegen om naar de waarheid over het verleden te zoeken. „Op verschillende plaatsen hebben vrijgemaakte en Nederlands gereformeerde kerken contact met elkaar. Ik neem aan dat ze dan ook over het verleden hebben gesproken. Maar als men constateert dat men één is, zal men zich niet zo druk maken over het verleden.”
Toenadering tussen de beide kerken mag evenwel niet ten koste gaan van belangrijke punten die in de jaren zestig aan de orde waren, vindt de vrijgemaakte ethicus. „Zoals zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus: is de gelovige direct na zijn dood bij de Heere Christus, of rust hij in het graf? Ook de betekenis van een kerkverband en de verplichting zich te houden aan de confessie zijn voor mij zo wezenlijk dat ik die niet opgeef ten bate van kerkelijke eenheid.”
A. P. de Boer, voorzitter van de laatstgehouden Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken, was de afgelopen dagen op Twitter al met diverse anderen in discussie over het „schandelijk slechte stuk” van Wim Berkelaar. Zijn grootste bezwaar is dat Berkelaar hetzelfde doet als degenen die hij kritiseert, zegt hij. „Berkelaar stelt het religieuze geweld van de jaren 60 tegenover de Nederlands gereformeerden aan de kaak. Maar hij doet dat met hetzelfde verbale geweld dat hij Kamphuis en de zijnen verwijt.”
De Nederlands gereformeerde voorman is het op zich met Berkelaar eens dat de vrijgemaakten zich op hun verleden moeten bezinnen. „Als je het verleden niet verwerkt, blijft het rondspoken, heeft prof. George Harinck eens gezegd. Er is in die tijd naar mijn oordeel ook veel gebeurd dat voor het aangezicht van God niet kan bestaan. Er zal nog wel veel nagedacht moeten worden over de concrete uitwerking. Maar laten buitenstaanders als Berkelaar zich er niet mee bemoeien.”
Ds. K. Harmannij uit Nijmegen, eerste scriba van de vrijgemaakte synode in 2011 (Harderwijk), hoopt „van harte” dat er een historische onderzoekscommissie naar de breuk in 1967 komt. „Het verleden heeft voor veel pijn gezorgd bij beide partijen. Het lijkt mij helend om boven tafel te krijgen wat er zich werkelijk heeft afgespeeld. Dat biedt ruimte om over echte inhoudelijke verschillen te spreken”, zei de predikant vanmorgen op persoonlijke titel.
Wat ds. Harmannij betreft nemen de redactieleden van De Reformatie en Opbouw, het Nederlands gereformeerde orgaan, het voortouw bij het vormen van een dergelijke commissie. „Als je het via de synode laat lopen, ben je zo vijf jaar verder.”
Hoe groot acht hij de kans dat een dergelijke commissie er komt? „Dat vind ik lastig in te schatten. Er moeten een paar mensen zijn die zeggen: „Ik ga het doen.” Als het nu zou gebeuren, is het zeker uniek.”