Kerk & religie

Engelen

Psalm 8:5

23 January 2012 08:54Gewijzigd op 14 November 2020 18:50

„En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen.”

Deze tekst slaat zowel op de Heere Jezus Christus (zoals blijkt uit Hebreeën 2:9), als op Zijn leden. Laat ons eerst Jezus zowel in Zijn vernedering als in Zijn verhoging beschouwen, en van daaruit bezien welke heerlijkheden Zijn kinderen door Hem verkrijgen. Alle andere geopenbaarde verborgenheden, alle andere bewezen weldaden verdwijnen hierbij in het niet. Alle andere verwonderingen houden op, als het een mens wordt toegelaten deze te beschouwen. In dit opzicht mag men de niet uit te drukken gedachten ruimte geven door uit te roepen: Wat is de mens, dat Gij hem Jezus Christus tot een Borg geeft?

Nu we gezien hebben waaruit al de zaligheid voor de mens vloeit, namelijk dat gedenken Gods aan de ellendige mens, laat ons nu ook in stilheid bemediteren en met de begerige engelen inzien in die koninklijke, die goddelijke, die zielsverrukkende weg, waardoor de Heere Zijn kinderen zozeer verheerlijkt. Hier openbaart zich niets dan een diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, niets dan onnaspeurlijkheid van Zijn wegen. De Heere God, Die voorgenomen heeft de heerlijkheid van Zijn genade en barmhartigheid bekend te maken aan Zijn uitverkorenen, de vaten der barmhartigheid, heeft ze allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn (Rom. 11:32). Hij verlost hen uit hun ellende, overeenkomstig Zijn rechtvaardigheid. Daarom is Christus tot Borg gesteld.

W. à Brakel, predikant te Rotterdam

(”Lof des Heeren op het genadeverbond”, 1689)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer