Cuba viert vijftigste verjaardag Castro’s revolutie
De plaats waar de revolutie van Fidel Castro vijftig jaar geleden begon -en bijna eindigde- is een van de belangrijkste monumenten van Cuba geworden. De legerkazerne van Moncada, een met kogels doorzeefd relikwie, staat nog altijd symbool voor de revolutie van het Cubaanse volk en Castro. Een revolutie die talloze mensen inspireerde, maar die uiteindelijk haar eigen kinderen heeft verslonden.
„Moncada was een keerpunt, waarna niets meer hetzelfde was”, zegt historicus Manuel Fernandez. „Nu werd Fidel Castro gezien. Tot op dat moment was Fidel Castro een openbaar aanklager, die bekend was in Havana. Maar Moncada bracht hem nationale bekendheid.”
Castro, toentertijd 26 jaar oud, hoopte in 1952 te worden gekozen in het Cubaanse Congres. Maar Fulgencio Batista nam de macht over en annuleerde de verkiezingen. Net als vele anderen zette Castro een verzetsbeweging op poten. Hij bracht zijn bondgenoten bijeen in Santiago, in het hart van oostelijk Cuba. Weinigen wisten wat hij in gedachten had. Sommigen dachten dat ze opgeroepen waren om een illegale lading wapens uit een boot te halen of te oefenen met nieuwe wapens.
„Op één of twee na was niemand van ons communist”, zegt Gustavo Arcos, die zich later tegen Castro keerde en twee keer door diens regering in de cel werd gezet. „We hadden nationalistische ideeën.” Hij was het indertijd eens met Castro’s streven om de Cubaanse democratische grondwet van 1940 in ere te herstellen.
De groep kwam op 26 juli 1953 in de vroege morgen bijeen in een wit betonnen huis dat zogenaamd een kippenboerderij was. Castro zette zijn plan uiteen: de 129 jonge mannen, de meesten voorzien van een oud jachtgeweer, gingen de legerkazerne van Moncada aanvallen, waar 810 militairen gewapend met machinegeweren huisden. Castro ging ervan uit dat de soldaten een kater zouden hebben van het jaarlijkse carnavalsfeest in Santiago.
„Het kwam niet in hem op dat hij misschien zou worden verslagen”, zegt Fernandez. Volgens hem was het Castro’s bedoeling om eerst de kazerne en vervolgens de nationale radio te veroveren, om een boodschap aan het volk uit te zenden. Daarna zou hij in de bergen een guerrillaleger opzetten. „Het was een gedurfd plan, dat 99 van de 100 keer zou mislukken”, verklaart Arcos, toen ook 26, die samen met Castro in de auto zat die hen naar de kazerne bracht.
In de vroege morgen van 26 juli 1953 deed de groep van 150 Cubanen een poging om het militaire fort Moncada-legerkazerne in Santiago de Cuba te bestormen. Terwijl zij de felbegeerde wapens zouden buitmaken, zouden kameraden via de radio de bevolking tot een opstand manen tegen de gehate dictator Fulgencio Batista, die door de Amerikanen in het zadel werd gehouden.
De aanval, onder leiding van Castro, liep tijdens het chaotische carnaval in de stad uit op een bloedig fiasco. De zwaardere wapens van de aanvallers raakten zoek in het feestgedruis. Acht rebellen stierven bij de aanval en de meeste overlevenden werden gevangengenomen en gemarteld. Circa de helft van de betrokken rebellen bezweek aan de gevolgen van foltering. Anderen werden tot gevangenisstraffen veroordeeld.
Castro voerde bij het proces zijn eigen verdediging in de rechtszaal zo vurig, dat hij op slag beroemd was. De 26e juli 1953 betekende het begin van het einde van het corrupte bewind van Batista en de aanloop naar de revolutie die Castro vijfenhalf jaar daarna zou doen zegevieren. Onder druk van de internationale gemeenschap liet Batista de veroordeelden na enkele jaren vrij.
De inmiddels 75-jarige Castro zal zaterdag op de feestelijke ”Dag van de nationale revolutie” vanaf het balkon van de Moncada-kazerne het Cubaanse volk toespreken. Hij zal vertellen hoe hij na de mislukte opstand tot zware dwangarbeid werd veroordeeld, maar later naar Mexico wist te vluchten. Om vervolgens met ruim tachtig kameraden in een gammel bootje terug te keren naar Cuba en een guerrillaoorlog te ontketenen. Die leidde er uiteindelijk toe dat Batista op oudejaarsavond 1958 naar de Dominicaanse Republiek vertrok en Castro aan de macht kwam, met slechts 1000 guerrillero’s.
„Veroordeel me, de geschiedenis zal me vrijspreken”, zo sprak Castro tijdens het Moncada-proces in oktober 1953 tot zijn rechters. Of de geschiedenis de ”Maximo Lider” ook werkelijk zal vrijspreken, daarover zijn de meningen verdeeld.
De Verenigde Staten proberen al meer dan veertig jaar lang zijn bewind met een handelsembargo op de knieën te dwingen. Honderdduizenden gevluchte Cubanen, die zich voornamelijk in Florida ophouden, zouden niets liever willen dan dat Castro verdween. Liever zaterdag dan morgen. Maar in Latijns-Amerika heeft de bebaarde en bejaarde revolutionair nog miljoenen aanhangers. Ze bewonderen vooral dat hij al jarenlang koste wat het kost de machtige noorderbuur trotseert.
Toen veertien jaar geleden de Berlijnse Muur viel en het communistische systeem in Oost-Europa en de Sovjet-Unie ineenstortte, leken ook Castro’s dagen geteld. Zonder de steun van de Russen belandde het eiland al snel op de rand van de economische en financiële afgrond en Castro werd gedwongen om hervormingen door te voeren. Uitgerekend op de veertigste herdenkingsdag van de revolutie.
Maar geheel tegen de orthodox-socialistische principes in, begon de Amerikaanse dollar te circuleren, kwam er ruimte voor zelfstandig ondernemerschap en ging het land open voor het toerisme en buitenlandse investeringen. Sindsdien gaat het economisch een beetje beter in Cuba. Het toerisme beleeft er hoogtijdagen.
Bovendien gaan veel Cubanen er nog altijd prat op dat iedereen onderwijs kan volgen en de gezondheidszorg gratis is. Voor de machtsovername in 1959 waren er ongeveer 6000 artsen, tegenwoordig zijn er ruim 50.000. Veel oudere Cubanen, veelal van eenvoudige komaf, zijn dankzij de machtsovername op de sociale ladder gestegen. De verliezers van de revolutie zijn de middenstand en de welgestelden, die alles verloren.
Er heerst grote ontevredenheid onder de Cubanen, vooral door het gebrek aan politieke vrijheid. De meesten wagen het niet om in het openbaar hun mond open te trekken. Zeker niet nadat in april dit jaar 75 dissidenten en onafhankelijke journalisten draconische straffen kregen opgelegd en een drietal mensen werd geëxecuteerd. Een van hen zei tijdens zijn rechtszaak: „Ik geloof dat de geschiedenis hem (Castro) zal veroordelen, we zijn een volk zonder vrijheden.” De belangrijkste spreekbuizen van het Cubaanse volk hebben hun toevlucht in het buitenland gezocht en proberen vandaaruit aandacht te krijgen voor de Cubaanse zaak. Een van hen, de beroemde salsazangeres Celia Cruz en stem van de Cubanen, overleed vorige week in ballingschap.