„Kerk Pakistan negeert nood christenen”
HOOGBLOKLAND – Christenen in Nederland moeten zich het lot van hun vervolgde Pakistaanse broeders en zusters aantrekken, luidt de oproep van twee Pakistaanse christenen op bezoek in Nederland. Maar ook de officiële kerk van Pakistan zou dat moeten doen. De recente verwoesting van een kapel schudt haar hopelijk wakker.
Saleem, voorganger in een christelijke gemeente in de Pakistaanse stad Gojra, en Sohail, directeur van een christelijke partnerorganisatie van Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK), zijn deze week in Nederland om de kerken hier wakker te schudden over de ernstige situatie van christenen in hun land.
Wat er op 1 augustus 2009 aan verschrikkelijks gebeurde in Gojra, staat model voor de benarde positie van Pakistaanse christenen in het algemeen. Op die dag viel een door radicale moslims opgejutte menigte de christelijke wijk in de stad aan en zette honderden huizen en diverse kerken in brand. Ook Saleems kerkje ging in vlammen op. De bewoners van de wijk stonden doodsangsten uit en moesten rennen voor hun leven. Voor zeven van hen kwam hulp te laat, ze werden levend verbrand.
We zijn inmiddels tweeënhalf jaar verder, maar nog altijd zit de angst er bij de christenen van Gojra diep in. Omdat nog niemand van de daders is opgepakt of veroordeeld. En omdat de politie zich buitengewoon laks toonde bij het beschermen van de christenen. Er hoeft sindsdien maar ergens iets te gebeuren –een opstootje of een aanklacht wegens blasfemie tegen een christen– of de bewoners worden weer overmand door angst. Sommigen vluchten dan bij voorbaat hun huizen uit. „Maar waar moeten ze heen?” zegt Sohail. „Er is voor christenen in Pakistan geen plek waar ze veilig zijn. Aanslagen kunnen werkelijk elk moment en overal gebeuren.”
En dan is er nog het onzichtbare dagelijkse geweld. „Moslims zien christenen als lagere wezens met wie je kunt doen wat je wilt.” De meeste christenen zijn van zeer lage komaf, vaak ook nog eens analfabeet en zodoende voor hun inkomen afhankelijk van banen bij islamitische werkgevers. Die ondergeschikte rol maakt hen buitengewoon kwetsbaar voor mishandeling, uitbuiting of discriminatie.
De arm van de islamitische geestelijken die aanzetten tot geweld tegen christenen, reikt zelfs tot binnen het justitieel apparaat. Politieagenten, gevangenispersoneel, maar ook rechters zijn bang om christenen in bescherming te nemen, bijvoorbeeld als die ten onrechte van godslastering zijn beschuldigd – bevreesd als ze zijn om zelf aangepakt te worden door moslimradicalen. Sohail weet waarover hij praat, hij bezoekt in gevangenissen broeders en zusters die worden verdacht of zijn beschuldigd van blasfemie. Met enige regelmaat moeten hij en zijn gezin onderduiken vanwege bedreigingen aan hun adres.
Sohail en Saleem zijn nu in Nederland om christenen op te roepen tot wat hij samenvattend noemt „prayer, care and share” (bidden, zorgen en delen). „Bid voor uw Pakistaanse broeders en zusters”, zegt Sohail, „zorg voor hen en deel met hen de zegeningen die u van God hebt gekregen.”
Intussen laat een groep christenen in Pakistan zelf het volledig afweten als het om deze christelijke roeping gaat. Sohail hekelt de opstelling van de officiële kerken –protestants en rooms-katholiek–, die bestaat uit een minderheid van welgestelde christenen.
De meerderheid van de christenen –van lage komaf en ongeschoold– profiteert niet of nauwelijks van de relatief machtige positie van de officiële kerk. „Ze spelen onder één hoedje met de overheid en weigeren hun stem te laten horen als hun broeders en zusters weer eens worden aangevallen of vals beschuldigd”, zegt Sohail verbitterd.
Na de recente verwoesting van een rooms-katholieke kapel, waarover CDA-parlementariër Omtzigt zich druk heeft gemaakt, hoopt Sohail dat de kerk wakker wordt en gaat beseffen dat ook zij niet veilig is voor radicale moslims. „Hopelijk krijgen ze dan oog voor christenen die niet tot de elite behoren.”