Kentigern, zendeling in Schotland
Sint-Kentigern was eerst kluizenaar, daarna abt en vervolgens bisschop. Maar al die tijd bleef hij zendeling, die vooral de heidense Schotten het Evangelie verkondigde. De stichter van Glasgow overleed 1400 jaar geleden.
Een Schotse heilige uit de zesde eeuw – dat klinkt heel ver weg. Toch zijn er in het hedendaagse Glasgow nog heel wat sporen te zien van Kentigern of Sint-Mungo, zoals hij ook wel wordt genoemd. In de crypte van de zwartgeblakerde kathedraal van Glasgow staat zijn tombe. In het wapen van de Schotse stad verwijzen een vogel, een boom, een klok en een vis naar wonderen die Kentigern zou hebben verricht. Tientallen kerken in Schotland en Engeland dragen zijn naam.
Kentigern staat bekend als de apostel van Noordwest-Engeland en Zuidwest-Schotland. Dat er toch nog heel wat gegevens over hem zijn, is vooral te danken aan Jocelin van Furness. Die schreef in 1185 een heiligenleven van Kentigern, waarvoor hij gebruikmaakte van nog oudere geschriften. Kentigerns leven verdiende navolging – en een boek vol wonderen gaf de bisschopszetel van Glasgow bovendien meer aanzien.
Vogel
Kentigern werd geboren in 518 in Culross, aan de oostkust van Schotland. Hij bezocht de kloosterschool in zijn woonplaats, waar hij door medeleerlingen werd gepest. Op een dag sneden die de kop af van het lievelingsvogeltje van abt Serf: een roodborstje dat hem op zijn schouder gezelschap hield. De toekomstige monniken snelden met de beide stukken naar Serf en beschuldigden Kentigern van moord.
De abt nam de ledematen in de hand en ging ermee naar Kentigern. De jongen ontkende dat hij er iets mee te maken had. Serf vroeg of hij zijn onschuld kon bewijzen, waarna Kentigern de twee delen van het roodborstje in zijn handen nam, de ogen ten hemel sloeg en de almachtige God vroeg of Hij hem en het onschuldige diertje te hulp wilde komen. Vervolgens plaatste hij het kopje op de romp. Onmiddellijk kwam het beestje tot leven, vloog naar zijn vertrouwde plekje op de schouder van de abt. De jubeltonen van het roodborstje schalden door de hoge kloostergewelven.
Boomtakken
Een andere keer was Kentigern aan de beurt om in het klooster het vuur brandend te houden. Daarvoor moest hij ’s nachts regelmatig opstaan om er een houtblok op te leggen. Ging het vuur uit, dan moest men urenlang droge stukjes hout tegen elkaar wrijven, totdat het weer ging branden.
Toen Kentigern midden in de nacht opstond om hout te halen, ontdekte hij dat het vuur was gedoofd. Wat hij ook probeerde, er lichtte geen vonkje op. Kentigern legde echter een paar boomtakken op het vuur en begon zachtjes te blazen. Het vuur gloeide op en het hout vatte vlam.
Klok
Kentigern besloot het klooster te verlaten – met uitdrukkelijke instemming van de hemel, zo vermeldt Jocelin van Furness. Zo zou er in de rivier de Forth een pad zijn droog gevallen, waardoor Kentigern als een Mozes droogvoets kon oversteken.
In Kernach bij Airth trof Kentigern een hoogbejaarde kluizenaar, Fergus. Hij besloot bij hem te blijven om hem in zijn laatste levensfase bij te staan. Niet lang daarna stierf Fergus. Kentigern legde het lichaam op een kar, voortgetrokken door twee wilde stieren. Toen de dieren de rivier de Clyde bereikten, juist op de plek waar in de vijfde eeuw Sint-Ninian had geleefd, weigerden zij verder te gaan. Daar begroef Kentigern zijn oude vriend en hing diens kluizenaarsklokje, waarmee hij de mensen in zijn omgeving had opgeroepen tot het gebed, in de bomen.
Kentigern restaureerde de vervallen kerk van Ninian en bouwde een aantal kluizenaarsverblijven. De nederzetting noemde hij „geliefde kerk”, in het Welsh ”Eglais Cu”, wat later is verbasterd tot Glasgow. Maar anderen denken dat de Schotse stad zijn naam dank aan de woorden ”Glas cu”, groene rivier, zoals de Clyde wel eens wordt genoemd.
Het duurde niet lang of koning Riderch van Strathclyde liet een bisschop uit Ierland overkomen om Kentigern tot bisschop te wijden. Die accepteerde in 540 de benoeming, maar wel met tegenzin, want hij vond zichzelf nog wat jong voor dit ambt. Kentigern trok er vooral opuit om het Evangelie te preken, waarbij hij Glasgow als uitvalsbasis koos.
Toen Kentigern op een dag terugkeerde in Glasgow, bleek de heidense onderkoning Morken met zijn dienaar Cathen een greep naar de macht te hebben gedaan. Als gunsteling van koning Riderch moest Kentigern in 553 het land verlaten. Hij zocht een goed heenkomen in Cumbria en Noord-Wales. In Llanelwy stichtte Kentigern een klooster, waarvan hij de eerste abt werd.
Twintig jaar later, in 573, ontving Kentigern het bericht dat koning Riderch weer op de troon zat en om zijn terugkeer vroeg. Hij reisde rond om het Evangelie te verkondigen, nu vooral in het zuidwesten van Schotland en in Cumberland.
Vis
Kentigern keerde in 581 terug naar Glasgow. Daar wist hij koningin Languoreth van Strathclyde, die beschuldigd was van ontrouw, van de dood te redden. Koning Riderch vroeg haar hun huwelijksring te laten zien. Volgens hem had zij die aan haar minnaar gegeven. In werkelijkheid had de koning de ring in de rivier de Clyde gegooid.
Languoreth nam haar toevlucht tot Kentigern. Niet lang daarna ving een van zijn monniken op wonderbaarlijke wijze een zalm, die de ring bleek te hebben ingeslikt. Kentigern wist de naam van de koningin te zuiveren.
Kentigern overleed, in bad, op zondag 13 januari 603.